Isfahan en het sprookje van de kernbom (deel 2)
JB., De vier ruiters van de apocalyps, nagetekend naar Gerard van Groeningen (1563 - 1574).
Zelfs de wijze koning Salomon weet geen raad met het noodlot, zo blijkt uit de commentaren op een van de oudste geschriften van onze beschaving: hij tracht het noodlot te verschalken door de dienaren van de wijsheid op te bergen in een afgelegen oord maar het is uitgerekend daar dat de dood hen halen moet - de plek in kwestie heet in het gedicht van P. N. Van Eyck: Isfahan, de historische cultuurstad, ooit een belangrijk centrum in de wereldhandel, waar nu dertien universiteiten staan alsook opwerkingsfabrieken, naar men zegt voor de aanmaak van een kernbom.
Dat alles in het oord waar vandaan onze cijfertekens afkomstig zijn waarmee wij tellen wat wij verzameld hebben, de instrumenten van de hebzucht, attributen van de rijkdom, het oord waar de zwarte kunst ontstond, de Al-kimia of de alchemie, de wetenschap omtrent de 'steen der wijzen' waarmee alles in goud kon worden veranderd, de wetenschap van Mammon die nu over de hele wereld heerst en die de naam 'chemie' draagt en van wie het neusje van de zalm, de kernbom is, die evenals de geldgod heerst over de wereld en die er daarom mee samenvalt: wie over kernbommen beschikken, bezitten ook al het goud van deze aarde; zij bezitten dan zoveel goud dat ze de hele wereld kunnen vernietigen in één klap, want dat is wat gebeurt als alle dingen in goud worden veranderd, dat was het lot van de machtige koning Midas die lelijke ezelsoren kreeg en die uiteindelijk door honger om het leven kwam. “Les extrêmes se touchent”.
Of alles nu verandert in goud ofwel in as: het maakt niet uit, het eindproduct is steeds hetzelfde: één god die heerst over de dingen en de mensen (die er niet meer zijn), één waarheid en één kunst, één wetenschap, één winnaar.
“Les extrêmes se touchent”: het goud en de atoombom, alle macht over de wereld en de totale vernietiging, de rijkdom en de bittere ellende, de schittering van goud en het zwarte roet, de zwarte kunst en de heilige wetenschappen, Lucifer en het genie, het summum van kunde en de onbestuurbaarheid van alles, de illusie van wereldheerschappij en de totale slavernij, de arrogantie van de zelfverzekerdheid en het verlies van alle zekerheden, de felste lichtflits en de diepste duisternissen, de zon en de hel, het leven en de dood, de eerste oorsprong in de oerknal en de terminale knal van de bestemming.
“Wij zijn de heersers der aarde”, maar dit keer zijn het de kernbommen die dit liedje zingen, nu alles letterlijk uit de hand gelopen is. Want niemand houdt de teugels nog in de hand: het vierspan paarden uit de Apocalyps galoppeert in deze dagen teugelloos een nieuwe zondvloed tegemoet terwijl het vuur ontbrandt: water en vuur, de extremen komen samen, water in de felste hitte wordt omgezet in waterstof: de waterstofbom, het eindproduct van de extremen die met elkander botsen, het begin in het einde, het einde in het begin.
“O Mensch/ du Grab der Eitelkeit”, aldus vangt zij aan, de rede vanuit zijn graf, van Czerpko von Reigersfelt: “Triet her zu diesem Grabe: Schau was ich dir/ du Raub der Zeit/Darein geleget habe.”
En het vierspan draaft door de luchten: het witte paard met de teruggekeerde Christus:
“En ik zag hoe het Lam het eerste van de zegels opende en ik hoorde een van de vier dieren met een stem als van een donderslag zeggen: Kom en zie! En ik zag en zie, een wit paard, en Hij Die erop zat, had een boog. En Hem was een kroon gegeven en Hij trok uit, overwinnend en om te overwinnen.”
Het vuurrode paard van de oorlog:
“En toen het Lam het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie! En een ander paard, dat rood was, trok uit, en aan hem die erop zat, werd macht gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en te maken dat men elkaar zou afslachten. En hem werd een groot zwaard gegeven.”
Het zwarte paard van de honger:
“En toen het Lam het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en zie, een zwart paard, en hij die erop zat, had een weegschaal in zijn hand. En ik hoorde te midden van de vier dieren een stem zeggen: Een maat tarwe voor een penning, dat is het dagloon van een arbeider. en drie maten gerst voor een penning. En breng de olie en de wijn geen schade toe.”
Het vaalgele paard van de dood:
“En toen het Lam het vierde zegel geopend had, hoorde ik de stem van het vierde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en zie: een grauw paard en die erop zat, zijn naam was de dood, en het rijk van de dood volgde hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde om te doden met het zwaard, met honger, met de dood en door de wilde dieren van de aarde. En toen het Lam het vierde zegel geopend had, hoorde ik de stem van het vierde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en zie: een grauw paard en die erop zat, zijn naam was de dood, en het rijk van de dood volgde hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde om te doden met het zwaard, met honger, met de dood en door de wilde dieren van de aarde.”
(J.B., 20 april 2024)
|