nr 35 B -Men zegt dat de tijd van de wonderen voorbij is. -Nee dat is niet waar, kijk maar eens in onze eigen ziel die zoveel openbaringen ontving. Daar laat God, terwijl de wereld uitgedroogd en verlaten schijnt, de bron der genade opborrellen. Hij laat er leven ontspringen en bloeien, door middel van muziek, poëzie en wetenschap.
nr 35 -Men zegt: -Met die twee woorden kan men heel wat zeggen. -Wat dan? -men zegt 1 ding en bedoelt iets anders -men zegt zoveel en bedoelt zo weinig Onder al dat gepraat verbergen zich achterklap en roddel, Maar ook onschuldige dingen. Ernst en luim die men uit het omhulsel van het gezelschapsleven kan knippen, zodat men later nog eens kan nadenken over wat men zegt.
nr32 Er was een prins die zo graag een prinses wilde hebben. Maar het moest wel een echte prinses zijn. Hij reisde de hele wereld rond om er 1 te vinden, maar overal kwam er iets tussen. Prinsessen waren er genoeg, maar of het echte prinsessen waren, daar kon hij nooit helemaal achterkomen. Steeds was er iets niet in de haak. Uiteindelijk kwam hij weer thuis. Hij was erg bedroeft, want hij wilde nog altijd een prinses als vrouw. Op een avond brak er een verschrikkelijk onweer los. Het bliksemde en donderde. De regen stroomde neer, het was vreselijk. Er werd aan de deur van het paleis geklopt en de oude koning deed open. Buiten stond een prinses, maar lieve hemel, wat zag zij er uit door dat noodweer! Het water liep uit haar kleren en haren. Bij de punt van haar schoen liep het er in en bij de hiel er weer uit. Ze beweerde dat ze een echte prinses was. De koningin dacht, "haaa, daar zullen we wel achter komen." Maar ze zei niets. Ze ging een slaapkamer binnen nam al het beddegoed van het bed en legde een rauwe erwt op de bodem. Toen pakte ze 20 matrassen en legde die boven op de erwt. Op de matrassen legde ze 20 donsdekens. Daarbovenop moest die prinses die nacht liggen. De volgende morgen vroeg men haar hoe ze had geslapen? "Oooh het was verschrikkelijk. Ik heb de hele nacht bijna geen oog dichtgedaan. De hemel weet wat er in mijn bed lag. Het was keihard. Ik ben bont en blauw over mijn hele lichaam. Werkelijk afschuwelijk." Daaraan konden ze zien dat het een echte prinses was. Dwars door 20 matrassen en 20 donsdekens heen had ze de erwt gevoeld. Zo teer van huid kon alleen een prinses zijn. De prins nam haar tot vrouw, want nu wist hij dat het goed zat. De erwt kwam in het museum en daar is ze nog steeds te zien, als tenminste niemand van u ze heeft weggehaald. Kijk, dit is nu een echte vertelling.
Nr 31 De herfst blaast op den hoorn en 't wierookt in het hout. De vruchten gloren. De stilten weven gobelijnen van gouddraad over 't woud, met reëen die verbaast verschijnen uit varens en frambozenhout en sierlijk weer verdwijnen, de schoonheid droomt van boom tot boom. Toch alle schoonheid zal verdwijnen, Want alle schoonheid is slechts droom maar Gij zijt eeuwigheid. Heb dank dat Gij mijn weemoed wijd en zegen ook zijn vruchten. Een ganzendriehoek in de lucht,nu komt de wintertijd. Ik hoor u door mijn hart en door de ziele zuchten. Ik ben bereid.
nr 30 De bladeren rijzen door de stugge nevel. Er zijn geen klanken meer, er is geen lied. Slechts in het dorre riet een vroom geprevel. Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet. Want wij zijn arm en knagen aan 't verleden en spelen met de kaarten van verdriet. Het schoonste sprookje steld ons niet tevreden en door de nevel lokt de toekomst niet. Het leven vloot en de as blijft in ons hangen. 't verlangen, stijgt om mede te vergaan. Doch in de weemoed blijft 1 lichtje branden. Het licht dat we in de zomer overslaan. Waarvoor wij slechts tot onze scha en schande, rondom de wintertijd om olie gaan.
nr 29 Ik weet het niet, ik vind geen naam. Ik krijg het met geen woorden saam, wat er nu omgaat in mijn ziele. Is het soms blijdschap, is 't verdriet, Of allebei en ook weer niet. Ik kan slechts zwijgend knielen.
nr26 Om de tuin was een haag van notestruik. Daarbuiten lagen akkers en weiden met koeien en schapen. Midden in de tuin stond een bloeiende rozelaar en daaronder zat een slak, die heel wat in zich had. Eigendunk. Wacht maar tot mijn tijd komt. Ik zal heel wat meer doen dan knop zetten, vrucht dragen of melk geven zoals koeien en schapen. Ik heb grote verwachtingen in je, zei de rozelaar, mag ik vragen wanneer dat zal zijn? Je maakt er haast werk van, zei de slak Ik gun mezelf tijd zo hou ik de verwachting hoog. Het jaar daaroplag de slak zo ongeveer op dezelfde plaats in de zonneschijn onder de rozenstruik die knop zette. En steeds weer frisse nieuwe rozen deed ontluiken. De slak kroop half naar buiten, stak zijn voelhorens uit en trok ze weer in. Alles ziet er net zo uit als verleden jaar, der is niks veranderd. De rozenstruik blijft bij zijn rozen en komt niet verder. De zomer verliep, hat werd najaar. De rozenstruik had voordurend bloemen en knoppen tot de sneeuw begon te vallen. Toen het weer ruw en vochtig werdboog de rozenstruik zich ter aarde. De slak kroop onder de grond. Een nieuw jaar begon. De rozen liepen uit en de slak kwam uit z'n huisje. Nu ben jij een oude rozenstam, je moet maar gauw maken dat je wegkomt, je hebt de wereld alles gegeven wat je in je had. Ik had geen tijd om me af te vragen of dat iets te betekenen had, maar het is toch duidelijk dat je niet het minste gedaan hebt voor de ontwikkeling van je innerlijke, anders zou er wel iets beters van je geworden zijn. Kun jij je verantwoorden? nog even dan is er niks van je over dan wat houtjes, begrijp je wat ik zeg. Je maakt me aan het schrikken, zei de rozelaar. Nee, je hebt nooit erg veel moeite gedaan om na te denken. Heb je ooit 1 gedachte geweid waarom je bloeide en hoe dat ging? Waarom juist zo en niet anders? Nee ik bloeide in blijdschap, want ik kan niets anders. De zon was warm, de lucht zo fris. Ik dronk de heldere dauw en de zware regen, ik ademde ik leefde uit de aardesteeg een kracht in mij op, uit de hemel een energie. Ik voelde een geluk steeds nieuwer steeds groter en daarom moest ik altijd bloeien.Dat was mijn leven. ik kon niet anders.
Jij hebt een gemakkelijk leventje gehad, zeker ja alles werd mij geschonken. Maar je kreeg nog meer, jij bent een denkende diepzinnige natuur, één van die hoogbegaafde die de wereld in verbazing zullen brengen. Ah dat ben ik niet van plan. De wereld kan mij niks schelen. Wat heb ik met de wereld te maken. Ik heb genoeg aan mezelf en genoeg in mezelf.