Na onze terugrit van het Titicacameer (een fantastische belevenis!) op vrijdag 13 maart vonden we in onze mailbox volgend bericht:
Beste landgenoten,
Peru
Met de publicatie van twee nooddecreten om de verspreiding van de COVID-19 in Peru te bestrijden, heeft de Peruaanse overheid besloten om de vluchten van en naar Europa en Azië te annuleren vanaf maandag 16 maart 2020 voor een periode van 30 dagen. Deze beslissing baseert zich op de resolutie van de voorzitterschap van het Raad van Ministers en op een decreet van 13 maart 2020 vanwege het Peruaanse Ministerie van vervoer en communicatie
De toeristen die niet van plan om voor een lange periode in Peru te blijven worden aangeraden om het land zo vlug mogelijk te verlaten en hiertoe contact op te nemen met hun reisagentschap of luchtvaartmaatschappij.
Als u verkiest om in Peru te blijven, vragen wij u om de beslissingen van de Peruaanse autoriteiten te respecteren en de maatregelen getroffen door de Peruaanse autoriteiten te volgen om te vermijden besmet te worden of andere mensen te besmetten, alsook de protocollen te volgen van de lokale autoriteiten (vooral als u onlangs in Peru aangekomen bent en het isolement dient te respecteren)
Met vriendelijke groeten,
Koenraad Lenaerts
Ambassadeur
Wij zitten op het ogenblik in Arequipa, op 17 uur rijden met de bus naar Lima. Dit is dus geen optie. We zetten vlug onze bagage in de kamer die we op voorhand geboekt hebben en gaan op zoek naar een reisbureau.
We boeken een vlucht voor morgenvroeg naar Lima. Vertrek om 6 uur, aanmelden om 4 uur.
De mensen van het reisbureau slagen er niet in om contact te krijgen met KLM.
Wij vliegen dus morgenvroeg naar Lima en gaan op de luchthaven bij de KLM-desk zelf om onze terugvlucht om te boeken. Indien dit niet lukt, moeten we proberen naar een niet-Europees land te vliegen (Mexico?) en vandaar naar Europa te geraken, als dat land zelf zijn vluchten niet opschort.
We zijn het stilaan gewoon, maar vroeg opstaan blijft heel onplezierig. We hebben een vlucht om acht uur, maar we moeten twee uur vroeger op de luchthaven zijn. We bestellen een taxi om half zes en moeten dus om vijf uur uit de veren.
Iquitos heeft een kleine maar drukke luchthaven. We zijn er ruim op tijd en kunnen vlot onze bagage kwijt.
Om acht uur vertrekt onze eerste vlucht: Iquitos – Lima. Duur: twee uur. Rond tien uur arriveren we in Lima, waar we een uur hebben om over te stappen op de vlucht Lima – Cusco. Onze bagage wordt rechtstreeks doorgezonden naar Cusco, zodat we ons daar niet moeten mee bezig houden. Na een vlucht van anderhalf uur landen we in Cusco. Eerst onze bagage verzamelen en dan uitkijken naar de taxi die het hotel gestuurd heeft om ons op te pikken.
Een half uur taxi en dan komen we aan in het mooiste hotel waar we deze reis al in gelogeerd hebben.
De buitenkant ziet er niet uit: een deur in een bepleisterde stenen muur, gelegen in een smal straatje waar juist een auto door kan. Als er een wagen voorbijkomt moeten de voetgangers wegduiken in een deuropening! Maar eens je de deur door bent, kom je in een heel andere wereld: ruim, luchtig, overal houtsnijwerk, kamers met balkon of terras, een mooi beplante binnentuin ….
Eerste werk: stadsverkenning en eten zoeken. We hebben vandaag nog niet gegeten en het is al een stuk na de middag.
Cusco is een stad, gelegen op 3400 m, en dat voelen we. Echt last van hoogteziekte (hoofdpijn, braakneigingen, … ) hebben we niet, maar elke inspanning (en Cusco telt heel veel trappen en steile hellingen) zorgt dat we vlug buiten adem zijn en heel dikwijls even moeten uitrusten.
Een beetje geschiedenis:
'Voordat de stad in de 16e eeuw door de Spaanse conquistadores werd veroverd, was het de hoofdstad en het culturele en religieuze centrum van het Rijk van de Inca, Tawantinsuyu ("Het land van de vier kwartieren").
De Inca’s gaven de stad de vorm van een poema en ze bouwden vele tempels zoals die voor de zonnegod Inti en de maangodin Quilla. Behalve de hoofdstad was Cuzco voor de Inca’s namelijk ook een heilige stad.
Zij meenden dat dit de plek was waarvan de zoon van de zon (Manco Capac) en de dochter van de maan (Mama Ocllo) na een lange zoektocht vanaf het Titicacameer (waar zij door zon en maan op de wereld waren gezet) besloten dat het vruchtbaar genoeg was om er te blijven en waar vervolgens het Rijk van de Inca geboren werd. Vanuit de steden in de omgeving kwamen er dan ook vele mensen op bedevaart. Bijgevolg had de stad een goed ontwikkeld systeem van persoonsregistratie, die het mogelijk maakte voldoende voedsel in voorraad te houden voor de bewoners en de bezoekers.
Tahuantisuyu was een sterk rijk, maar raakte aan het begin van de 16e eeuw door twisten verdeeld. De oorzaak daarvan was dat het rijk sinds 1471 onder het leiderschap van Túpac Inca Yupanqui sterk was gegroeid. Aan het einde van zijn heerschappij omvatte Tahuantisuyu een gebied dat lag tussen Quito in Ecuador en Santiago in Chili.
Zijn opvolger Huayna Capac verlegde het bestuurlijke centrum vervolgens naar Quito, waardoor Cuzco in politiek opzicht inboette aan belang. Kort voor zijn dood verdeelde Huayna Capac het rijk tussen zijn zoons Atahualpa en Huáscar. Het Noordelijke deel ging naar Atahualpa, terwijl Huáscar het Zuiden ontving. Huáscar maakte Cuzco weer tot hoofdstad van zijn deel van het gebied. Wat volgde waren jaren van rivaliteit tussen het Noorden en het Zuiden. In 1532 werd Huáscar door de Noordelijke troepen gevangengenomen, waardoor Atahualpa leider van het hele Incarijk werd.
Het leiderschap van Atahualpa duurde echter niet lang, want in 1532 nam de conquistador Francisco Pizarro hem gevangen. Op 15 november 1533 bereikte Pizarro vervolgens de stad Cuzco. De stad werd veroverd en geplunderd en het gebied werd gekoloniseerd en gekerstend. Veel van de bouwwerken die de Inca’s hadden neergezet werden door de Spanjaarden afgebroken, zodat zij hun katholieke kerken op die plaatsen konden zetten. In veel gevallen verrezen de kerken en kloosters boven op de muren van de Inca-tempels. De nieuwe bouwstijl bleek echter niet goed bestand tegen de aardbevingen die het gebied regelmatig troffen. Vaak bleven de Inca-muren overeind staan terwijl de Spaanse bouwwerken instortten.
In 1535 probeerde Manco Capac II, een halfbroer van Huáscar, de stad op de Spanjaarden te veroveren. Met 100.000 man marcheerde hij op tegen de Spanjaarden, die de stad bijna verloren. Slechts door een gewaagde uitval (Noot: door 170 conquistadores, gesteund door 1000 man inheemse hulptroepen) en een bloedige veldslag bij Sacsayhuamán konden zij de stad behouden. Door de strijd werd Cuzco echter zwaar beschadigd.
In datzelfde jaar vestigde Pizarro het bestuurscentrum in de nieuwe stad Lima. Cuzco verloor daarmee zijn belangrijkste functie, en het werd een koloniale stad zonder belang. Een aardbeving maakte in 1650 de teruggang volledig: de stad werd wederom verwoest.'
(Bron: Wikipedia)
Dat deze stad een geweldige geschiedenis heeft is duidelijk te merken: overal prachtige (barok)kerken (dikwijls nog gebouwd op de resten van Inca-tempels), grote pleinen, heel nauwe straatjes, nog veel huizen in traditionele bouwstijl met balkons, ….
We blijven hier een paar dagen om de stad met zijn monumenten te bezoeken, en om te genieten van het lekkere eten in de vele restaurantjes. We brengen een bezoek aan de markt, waar we (visueel) kennis maken met een typisch streekgerecht: cuy (uitspraak 'koei'). Het heeft echter niets met dit rund te maken, maar het gaat om een Guinees biggetje, dat in zijn geheel aan het spit gebraden wordt. We nemen ons voor om hier bij een volgende gelegenheid eens van te proeven.
We merken regelmatig mensen uit de bergen op in hun traditionele kledij, heel kleurrijk!
Tijdens een van onze zwerftochten door de stad belanden we op de 'Plaza de Armas' (zeg maar de grote markt) waar carnaval gevierd wordt. Wie bij een Zuid-Amerikaans carnaval denkt aan schaars geklede dames getooid met veren, wordt hier wel erg teleurgesteld. In Cusco komen honderden mensen samen op en rond het centrale plein, met geen enkel ander doel dan mekaar te bekogelen met ballonnen vol water of mekaar nat te spuiten met schuim. Wij sluipen langs de zijkanten om het plein heen en komen er heelhuids (dus droog) van af.
Dat Peru nog een heel katholiek land is merk je aan zijn vieringen. Op zondag trekt er een processie door de stad bestaande uit tien mannen die een loodzwaar beeld dragen gevolgd door een harmonieorkest en een hoop toeschouwers. Ze trekken met hun beeld elke kerk binnen, waar een toespraak (preek?) gehouden wordt en een groepje mariachis (twee trompetten, akoestische basgitaar, gitaar, zang) voor de muziek zorgt. Prachtig!
Op onze laatste dag in Cusco doen we een uitstap naar de 'canyon van de condors'. Het is weer hetzelfde stramien: veel te vroeg (half vijf) opstaan, aankleden, auto pikt ons om vijf uur op. Eerst een rit van anderhalf uur naar Chonta. In dit dorpje begint een (voet)pad naar de bewuste canyon. Het wordt een helse beklimming van drie uur. Heel de tijd klimmen en dalen. Gelukkig kunnen we van tijd tot tijd stoppen om naar de vogels te kijken! In de kijkhut nemen we ons ontbijt, terwijl we op de condors wachten. Die vogels blijven in hun nest tot de zon kracht genoeg heeft om de lucht op te warmen. De thermiek die daardoor veroorzaakt wordt hebben zij nodig om hoog op te stijgen en te blijven zweven. Om het kort te maken: we hebben ze gezien. Zeven exemplaren, maar geweldig moeilijk om te fotograferen: ofwel zaten ze veel te ver af op de rotsen, ofwel vlogen ze met een rotvaart twee meter boven onze hoofden. Dan de afdaling. Zelfde miserie als toen we naar hier kwamen: stijgen en dalen op heel steile hellingen. Enfin, 's avonds zijn we doodmoe terug in Cusco aanbeland.
Nu staan we voor een moeilijke keuze. Onze tijd begint te korten en we willen nog veel dingen doen. De keuze gaat tussen een tocht naar Machu Picchu (heel duur en niet gemakkelijk te organiseren) en een verblijf van vier dagen in het Manu nationaal Park, een heel bekend natuurreservaat. Na veel twijfel kiezen we voor het tweede en de volgende dag kunnen we vertrekken.
Even situeren: Manu national park is een natuurgebied van 2 000 000 hectare. Ter vergelijking: België is 3 068 900 ha; het is dus twee derde van de oppervlakte van ons land. Slechts twintig percent van het park mag bezocht worden. De rest wordt bewoond door inheemse stammen en een ongelooflijke verscheidenheid aan dieren.
We vertrekken dit keer op een menselijk tijdstip: zeven uur. We zijn maar met ons twee plus een gids, die tevens chauffeur is van onze Toyota landcruiser. Die auto hebben we nodig, want al na een uurtje of zo houdt de weg op en volgen we een pad dat zich door de Andes slingert.
Onze eerste halte is Paucartambo, een klein en schilderachtig dorpje in de Andes. Elk jaar in juni is hier een geweldig feest (duur: een week) ter ere van Maria, 'Virgen del Carmen'. Alle mensen van het dorp en uit de verre omgeving komen hier naartoe om mee te vieren. Ze vormen schilderachtige groepen in historische kostuums en trekken een hele week dansend door het dorp. Wij bezoeken hier de kerk, met het bewuste Mariabeeld dat nog uit de tijd van de Spanjaarden stamt, en het museum. Dit museum is gewijd aan de levenswijze van de verschillende stammen die rond het dorp leven en uiteraard aan de Mariaverering in juni. Heel mooi.
Onderweg stoppen we nog een paar keer om vogels te spotten en we hebben het geluk om de nationale vogel van Peru te zien, de rode rotshaan. 's Avonds komen we aan in Pilcopata, waar we een heel hotel voor ons alleen hebben. Eten, vogelfoto's op de computer zetten (het zijn er heel wat!) en slapen.
De tweede dag verloopt gelijkaardig: opstaan, ontbijt, een uurtje vogels spotten en weer op weg. Onderweg houden we halt bij een dierenopvangcentrum waar men in beslag genomen of gewonde dieren opvangt en terug leert om in vrijheid in de natuur te leven. Tegen de middag komen we aan in Atalaya port. Een haventje aan de Madre de Dios stroom, midden in het toegankelijke deel van het park.
Hier start het laatste deel van de reis. Er ligt een boot klaar die geladen wordt met alles wat we de volgende dagen nodig hebben om te overleven in de jungle: eten, fruit, water, een fles butaan, zelfs rubber laarzen voor iedereen. Hier lezen we hoe we ons moeten gedragen als we inheemse mensen ontmoeten: zelf geen contact maken, geen eten of kleding geven, niet fotograferen, …
Na een tochtje van drie kwartier op de rivier arriveren we op onze kampplaats. Deze bestaat uit een grote eetzaal en een aantal houten hutten, telkens met drie slaapkamers. De slaapkamers zijn basic: twee bedden met een muskietengaas over. We hebben hier wel een eigen badkamer met (koude) douche en een toilet.
Het gebied ligt op een hoogte van ongeveer vijfhonderd meter, wat een verbetering is in vergelijking met Cusco. Doordat het hier lager is, gaat ademen hier makkelijker, maar de temperatuur is hier dan ook het dubbele van waar we kwamen. Het schommelt hier rond de vijfendertig graden, met een luchtvochtigheid van 100 %. Dat betekent dat je je kapot zweet, maar ook dat je kleren niet drogen van de vochtigheid!
Nadat we uitgepakt zijn beginnen we onmiddellijk aan een vogelwandeling. Prachtig, met veel goede waarnemingen.
Slapen valt de eerste dag hier nog niet zo goed mee: het muskietengaas houdt de warmte binnen en tegen dat je het gewoon wordt is het zo koud dat je een extra deken nodig hebt.
De volgende dag doen we onderandere een uitstap naar een meer. Eerst een eind met de boot, dan een trek van twee uur door de jungle. We zijn drijfnat van het zweet, maar we worden beloond met de waarneming van een van de vreemdste vogels die hier rondvliegen: de hoatzin.
Dit is een vogel die nog heel dicht bij de pterodactylus staat, een vliegende sauriër uit de oertijd. Het is een absolute vegetariër die zijn nest bouwt in bomen die over het water hangen. De jongen hebben nog klauwtjes aan hun vleugels. Als ze aangevallen worden laten zij zich uit het nest in het water vallen en als het gevaar geweken is klimmen zij met hun klauwtjes terug naar hun nest. We zien er minstens dertig! We horen ze ook: ze zingen of roepen niet zoals normale vogels, maar produceren een hees gehijg als iemand die astma heeft.
Op onze laatste dag bezoeken we een 'clay lick'. Dit is een plaats langs de rivieroever waar papegaaien en parkieten mineralen uit de bodem komen eten. Mooi zicht. Het was de moeite waard om hiervoor om vijf uur op te staan.
Na het ontbijt begint de terugtocht. Eerst met de boot naar het haventje, daar overstappen in de auto. Spijtig genoeg beschikken we nu niet meer over onze Toyota, maar moeten we het stellen met een minibus.
Onderweg picknicken we en wat moest gebeuren gebeurt ook: we rijden vast met de auto. We krijgen hem niet terug op vaste grond geduwd, dus we moeten wachten tot een bereidwillige chauffeur ons helpt duwen.
In het donker komen we aan in ons hotel. Vlug onze bagage en paperassen opgehaald die we hier in bewaring gegeven hebben, even iets gaan eten, de verwarming op de kamer aan en diep en lang geslapen.
We blijven hier een paar dagen bekomen en dan trekken we weer verder. Daarover lees je meer in een volgend reisverhaal.
De foto's van An vindt je hieronder en voor de echte liefhebbers: vogelfoto's zijn terug te vinden onder volgende link:
“Het Amazoneregenwoud, ook wel de selva genoemd, is het grootste regenwoud op Aarde. Het heeft een oppervlakte van 5.5 miljoen km² en is verspreid over negen landen: Brazilië, Peru, Colombia, Venezuela, Bolivia, Guyana, Suriname, Ecuador en Frans-Guyana”.(Bron: Wikipedia).
De Amazone, de rivier waarnaar het gebied genoemd is, is (naargelang de definitie van de bron) de langste rivier op aarde. Lengte : 6.400 km. Ze stroomt door vijf landen: Peru (waar zij Maranon genoemd wordt), Brazilië, Bolivia, Columbia en Ecuador.
Midden in het Peruaanse gedeelte van dit enorme woud, op drie duizend kilometer van de bron, ligt de stad Iquitos. Het is de grootste stad ter wereld die niet over land te bereiken is. Je kan er geraken per boot of met het vliegtuig.
Deze stad is onze volgende bestemming, maar hoe gaan we er geraken? De keuze is vlug gemaakt: met de boot. Er zijn volgens de Lonely Planet twee opties: meevaren met een cargo (duur: drie à vier dagen, naargelang het aantal stops en de goederen die moeten geladen en gelost worden) of een ticket nemen voor een 'fastboat'.
We gaan voor de cargo, maar de rederij laat ons weten dat ze geen passagiers meer mogen meenemen op hun vrachtschepen. Dus rest ons enkel de fastboat.Tickets gekocht en 's anderdaags kunnen we al vertrekken. We moeten morgenvroeg dus vroeg opstaan, want de boot vertrekt om zes uur 's morgens en we moeten ons om vier uur al aanmelden!
Het vervoer is georganiseerd zoals een vliegreis: twee uur op voorhand aanmelden, bagage afgeven, paspoortcontrole, inchecken en aan boord gaan. Het inwendige van de boot ziet er ook een beetje uit als een vliegtuig: twee rijen van drie stoelen met een middenpad en achteraan toiletten. Ook de bediening is gelijkaardig: stewards die rondkomen met het ontbijt en het middagmaal, drankjes serveren …
De boot doet een vijftal tussenstops in onooglijke nederzettingen aan de rivier. Elke keer wordt de boot bestormd door verkoopsters die drank, snoep, noten, voedsel, tot zelfs een levende schildpad proberen te verkopen.
De reis duurt lang, maar de zetels zijn comfortabel en het groen van de jungle op de oevers verveelt niet. Toch zijn we blij als we elf en een half uur later terug voet aan wal zetten in Nauta. Vandaar is het nog twee uur met een collectivo naar het centrum van Iquitos.
We zijn doodmoe als we in ons hotel aankomen, zodat er van stadsverkenning niet veel meer in huis komt. Het is trouwens al donker. Vlug iets gegeten, douchen en slapen.
's Anderdaags twee activiteiten: stadsverkenning en een verblijf in de jungle organiseren.
De stad is vooral heel druk. Heel de dag rijden motortaxi's af en aan om mensen op te pikken en af te laden. Ik denk dat veel inwoners van Iquitos nog nooit meer dan honderd meter hebben gestapt. Hoe komt men er trouwens bij om midden in de jungle een stad te bouwen?
Een beetje geschiedenis: “Iquitos werd gesticht in 1750 als een missiepost van de Jezuïten en groeide doordat het de hoofdstad van de Loreto-regio was. De winning en productie van natuurrubber zorgde in de 19e en 20e eeuw voor een aanhoudende groei. Vandaag de dag is Iquitos een belangrijke handelsplaats voor tropisch hardhout vanuit het Amazonewoud. Daarnaast heeft de stad een bloeiende rum-, bier- en olieindustrie.” (Bron: Wikipedia)
We wandelen door de stad en vooral over de 'Malecon'. Iedere Zuid-Amerikaanse stad die aan zee of aan een rivier ligt heeft zulk een malecon (wat de Antwerpenaars in Blankenberge 'den daaik' noemen). Het is een fraaie (zei het ietwat vervallen) wandelweg langs de Amazone, vol winkeltjes en restaurantjes.
Onze tweede taak, een verblijf in de jungle organiseren, valt mee. We hebben al opgemerkt dat er heel veel kleine reisbureautjes zijn die zulke verblijven organiseren, maar de reclamefoto's beloven niet veel goeds: toeristen met een grote anaconda over hun schouders gedrapeerd, toeristen met een rode ara op hun arm, zwemmen met zoetwaterdolfijnen, toeristen die gaan vissen op piranhas …
We raadplegen de receptie van ons hotel en die brengen ons naar een reisbureau dat voor een schappelijke prijs een privéverblijf in de jungle organiseert.
Vervoer, eten, slapen, een gids, een boot met bestuurder en een kok(in) alles inbegrepen!
We spreken af dat we alleen voor vogels gaan: niet gaan vissen, geen (toeristische) primitieve stammen bezoeken, geen ruïnes of historische dingen, niets behalve vogelwaarnemingen.
We worden wel gewaarschuwd dat de accomodatie primitief is.
's Anderdaags kunnen we al vertrekken. Eerst twee uur met de auto naar Nauta. Daar nemen we afscheid van de beschaving met een wandeling over de markt, terwijl onze gids en de kok voedsel gaan inslaan voor vier dagen.
Dan twee uur op de boot. Eerst de hoofdrivier, dan zijtakken … tot we uiteindelijk aanmeren bij een heel primitieve hut: ons verblijf voor de volgende dagen.
We waren gewaarschuwd, maar het is hier wel heel primitief: slapen onder muskietennet, geen elektriciteit, internet of stromend water. Zelfs geen telefoonverbinding. 'Douchen' gebeurd door met een emmertje (bruin) rivierwater over je lichaam te gieten. Het is twijfelachtig of we hierna ooit nog proper zullen worden.
Ons programma voor de volgende dagen verloopt volgens een vast stramien: opstaan, ontbijt en dan de boot in voor een tocht over de rivier, naar een meer … Daarna middagmaal en op het heetst van de dag een uur of twee rust.
Het is hier heerlijk: heel rustig, veel vogels, alles doen op eigen tempo en als je 'thuis' komt staat het eten klaar. De keerzijde: get is hier wel heel warm en ongeloofelijk vochtig. Alles is nat en onze kleren drogen niet op.
Rond half vier terug de boot in voor een nieuwe tocht tot het begint te schemeren (rond zes uur). Dan terug naar ons verblijf, eten (het eten is echt heel lekker!), nog een beetje blijven zitten en rond half acht naar bed.
We worden hier 's morgens wakker door de zang van vogels en het geroep van parkieten. Kan je je iets paradijselijkers voorstellen?
Na een paar dagen komt hier helaas een eind aan en moeten we terug naar Iquitos.
Nu is het de omgekeerde weg: eerst twee uur met de boot tot Nauta, dan twee uur met de auto tot aan ons hotel. Heerlijk douchen en daarna een hamburger gaan eten. Het eerste wat ons opvalt is het lawaai en de enorme drukte van de stad.
Voor we op jungletocht gingen hebben we al vliegtickets geboekt voor de terugvlucht naar de 'beschaafde wereld', maar we moeten nog een dag of drie wachten op onze vlucht.
We brengen de tijd door (onder de airco!) met foto's sorteren, waarnemingen op internet zetten en de stad beter verkennen.
Een van de uitstappen is een bezoekje aan de markt in Belen. Naast de kaaimannen en piranhas verkoopt men hier ook vlees van schildpadden: het beest wordt netjes uit zijn schild gehaald, maar je kan het nog goed herkennen aan de kop en de poten. Hoe zit dat nu eigenlijk met die lijst van de beschermde diersoorten?
Een tweede uitstap brengt ons naar het museum van de 'inheemse volkeren'. In het Amazonegebied leven nog een paar honderd ('Indianen')stammen die verkiezen geen contact te zoeken met onze cultuur en hun eigen levenswijze in stand proberen te houden.Het museum toont de levenswijze van die mensen en de voorwerpen, kleurijke hoofdtooien … die zij gebruiken. Heel interessant.
De avonden brengen we door met een wandeling over de Malecon en een drankje (pisco sour) op een terrasje terwijl we naar de mensen en de activiteit op de Malecon kijken.
Vandaag is onze laatste dag hier, want morgen moeten we om zes uur ('s morgens) op de luchthaven zijn voor een vlucht naar Lima en aansluitend een vlucht naar Cusco. Daarover lees je later meer.
De foto's van An vindt je hieronder en voor de echte liefhebbers: vogelfoto's zijn terug te vinden onder volgende link:
We hebben gehoord en gelezen dat er in Pomacochas een groot meer is met veel watervogels. We zijn ongeveer in de buurt, dus we kiezen dat als onze volgende bestemming.
We kennen ondertussen de routine: eerst met een taxi naar de collectivo-busstand. Dan voor 5 soles (€ 1.5) naar Pedro Ruiz (een uur), een dorpje waar we van collectivo moeten wisselen. Voor weer 5 soles uiteindelijk naar Pomacochas. We schrijven ons in in het beste hotel van het stadje, het 'Mirador del Puma' (€ 13.5!).
Pomacochas is niet groot maar maakt een veel armoediger indruk dan de vorige plaatsen waar we geweest zijn: de mensen zijn slordiger, zien er vuiler uit, de winkeltjes zijn armtieriger, …. maar misschien zijn wij bevooroordeeld door het weer. De vorige dagen heeft het hier waarschijnlijk heel erg geregend en heel het dorp ligt onder een dikke laag taaie, vette modder die niet van je schoenen af te krijgen is.
Met veel moeite geraken we bij het meer, maar door de modder en de hoge waterstand geraken we niet aan een wandelpad rond het water. We nemen dan maar een toeristenboot en maken een tocht over 'de Laguna'. Veel is er niet te zien. Om niet door de modder terug te moeten waden nemen we een motortaxi. Wonderlijk genoeg geraakt die er door, maar wel met gierende motor en slippende aandrijving.
De volgende dag weer een uitstap naar Huembo lodge. Hier zijn we een week geleden geweest voor de vlaggenkolibri, maar toen hadden we vooral aandacht voor de kolibries. Nu willen we een ander deel van het terrein bezoeken en vooral kijken naar de andere vogels. Vrij veel gezien, maar slechts twee nieuwe exemplaren. Het was een heel plezant bezoek, maar de terugtocht was een tegenvaller: twee uur wachten voor er een collectivo bereid was om ons mee te nemen! Eigenlijk is dat normaal: die busjes vertrekken pas als ze helemaal volgeladen zijn, dus onderweg kan er niemand meer bij. Enkel als er onderweg mensen voortijdig uitstappen, kan men andere passagiers meenemen.
De volgende dag weer verder. Ons reistempo ligt nu redelijk hoog: Peru is een heel uitgestrekt land en wij willen er een heel groot stuk van zien. Dus : een collectivo en naar de volgende bestemming: Moyobamba. Na een goede lunch vertrekken we onmiddellijk op onze eerste uitstap: de 'botanical garden'.
Grote tegenvaller: de botanical garden is een verwilderd stuk jungle, waar niet doorheen te komen is en bovendien vol muggen zit. Een gids of bekeerder is nergens te bekennen. Dan maar vogels gaan kijken in de omgeving en hier zien we de eerste toekan van deze reis, een mooie aracari.
's Anderdaags doen we een uitstap naar de 'Orchid garden', een plaats waar men een aantal inheemse orchideeën heeft samengebracht, die hier nu in het wild verder groeien. Naast prachtige orchissen zijn er ook mooie vogels: een paar nieuwe kolibries naast enkele voor ons nieuwe vogels.
Spijtig genoeg wordt deze uitstap afgebroken door een geweldige regenbui. We hebben voor ons beiden slechts één regenjasje bij, dat heel goed dienst doet in de (open) motortaxi terug naar het hotel.
Dan weer verder: nu naar Taropoto.
We hebben een zeer mooi hotel: rustige airco-kamers rond een mooie binnentuin. Die airco wordt ondertussen wel nodig: elk dorp dat we aandoen ligt (een paar) honderd meter lager en dat voel je onmiddellijk aan de temperatuur.
We hadden al een paar keer opgemerkt dat in sommige hotels bordjes hingen met de mededeling: 'zona segura en caso de sismos'. Hier zijn we er eindelijk achter gekomen dat het gaat om een ruimte of een deel van een ruimte die extra verstevigd werd en waar je kan schuilen in geval er een aardbeving is!
Voor de rest is Taropoto een rustig dorpje waar niet veel te beleven is, maar dat dicht bij een groot natuurgebied ligt.
Nu zijn natuurgebieden altijd een beetje dubieus: ofwel zijn ze bijna niet te bereiken, ofwel zijn ze zeer moeilijk te exploreren.
Hier hadden we te maken met een exemplaar van de tweede soort: vijfhonderd meter voorbij de ingang moest de eerste (snelstromende) rivier overgestoken worden. Heel beangstigend, en dat werd daarna nog drie keer herhaald. Net zoals bij het oversteken van valleien via hangbruggen in Nepal, heeft An ook hier haar grenzen behoorlijk verlegd!
Eens dit achter de rug, begon een steile klim van drie uur. Dodelijk! Het nadeel van zulk een terrein is dat je heel de tijd moet kijken waar je je voeten zet en je je niet kan permitteren om rond te lijken naar het uitzicht, vogels …
Dus: weinig vogels gezien, maar toch een interessante uitstap gehad.
Onze laatste halte op dit deel van de onze reis voert ons naar Yurimaguras. Een rustig dorp aan een rivier, aan de voet van de Andes (we zijn nu helemaal beneden). Goede, ruime aircokamer en vriendelijk en behulpzaam personeel (zoals trouwens al heel onze reis). Het is hier nu verschrikkelijk warm: op de middag rond de 36 graden en het koelt 's avonds weinig af.
Hier bezoeken we de plaatselijke markt. Veel groenten, fruit, … maar ook vers geslachte kippen (de eieren zitten er nog in!), krokodillenstaart, jonge krokodillen, (hoe zit het met de beschermde diersoorten?) en vers gevangen piranha's. Zeker een interessante belevenis, maar ons belangrijkste doel hier is uitzoeken hoe we diep in het Amazonewoud kunnen geraken.
Voor we hier aan beginnen gaan we eerst allebei naar de kapper. Niet de beste kappers ter wereld (de Indiërs zijn stukken beter), maar voor de prijs moet je het niet laten: voor vijf euro zijn we beiden redelijk gekapt.
Of het ons lukt om in het hart van het Amazonegebied te komen, lezen jullie in het volgend verslag.
De foto's van An vindt je hieronder en voor de echte liefhebbers: vogelfoto's zijn terug te vinden onder volgende link:
Na de rust van de kust trekken we richting Andes, maar eerst gaan we nog eens terug naar Chaparri, het natuurpark van de brilbeer en het zeldzame hoen.
Na een nachtje in Chiclayo (zijn we al geweest), vertrekken we na het ontbijt met een taxi naar de minibusstand. Een minibus heet hier een 'collectivo'. Vervoer is hier spotgoedkoop: een taxi binnen de stad kost altijd ongeveer één euro en een collectivo voor een uur kost ons €3!
We hebben geluk: er staat een collectivo vertrekkensklaar (de minibusjes vertrekken pas als ze ongeveer vol zijn).
We hebben niets geboekt in chongoyape, maar vragen aan de chauffeur van het busje om ons af te zetten in de buurt van een hotelletje.
We komen terecht in een proper zaakje met een eigen badkamer en twee grote ventilators. Kostprijs per nacht: tien euro.
Stadje verkennen, restaurantje zoeken, …. allemaal routinezaken die we ondertussen wel onder de knie hebben.
Het is hier geweldig warm : meer dan dertig graden, maar het is een drukkende hitte die ons belet tussen één en vier buiten te komen.
Naast de gewone vogelwandeling in de buurt van het dorp gaan we de tweede dag naar het Chaparri National Park. Het is nu veel warmer dan vorige keer dat we hier waren, met als gevolg dat we minder vogels zien. Toch ontdekken we zeven soorten die we nog nooit ergens gezien hebben.
Dan terug naar Chiclayo, want van daaruit vertrekt onze tocht richting Andes.
We hadden afgesproken om geen nachtbussen te nemen, maar van Chiclayo naar Chachapoyas (onze eerste halte) kan je alleen maar met een nachtbus. We zoeken een zo laat mogelijke bus, om niet midden in de nacht aan te komen (de busrit duurt tien uur).
We vinden een bus die om acht uur 's avonds vertrekt. Nu moeten we nog een hele dag doorbrengen, zonder dat we op de kamer kunnen. We ontbijten in het hotel, blijven tot de middag op de kamer, geven onze bagage in bewaring bij de receptie en dan nemen we een collectivo naar het 'Museo tumbas reales de Sipan'. Dit is het grootste en meest moderne museum van Peru.
Voor we het museum bezoeken gaan we eerst iets eten. Een maaltijd met soep, hoofdgerecht en drankje (fruitsap) kost hier tussen anderhalf en twee euro. Spijtig genoeg krijgen we de delicatesse van de streek: heel lekkere kippensoep waar men de poot (klauw) van de kip mee in verwerkt heeft. Dit moedigt echt niet aan om hiervan bij te bestellen!
Het museum is prachtig: groot, heel educatief met goede uitleg (Spaans en Engels), veel voorwerpen (alle schatten, gouden ornamenten, gouden versierselen, ….) uit het graf van de heerser van Sipan.
En dan de nachtbus. We hebben goede plaatsen geboekt (onze favorieten: boven, eerste twee zetels).
We kunnen de zetels bijna helemaal horizontaal leggen en slagen er in om toch een paar uur te slapen. Naarmate de weg vordert voelen we de temperatuur dalen.
Tegen zeven uur komen we aan in Chachapoyas. We kunnen onmiddellijk op de kamer, maar nemen eerst een ontbijt in het hotel voor we een paar uurtjes gaan slapen.
Na de middag verkennen we het stadje: mooi, een uitgebreide groentemarkt, kleine huisjes met een balkon, vrij smalle straatjes, nogal wat winkeltjes en restaurantjes.
Het grote verschil met het eerste deel van onze reis is de hoogte: tot hiertoe zaten we (ongeveer) op zeeniveau, maar nu zijn we op tweeduizend driehonderd meter boven de zeespiegel, en dat verschil voelen we. Het is hier veel koeler (achttien graden in plaats van vijfendertig), en elke inspanning (een straat die een beetje bergop loopt ...) kost ons veel meer moeite en adem.
Hier doen we twee tochten. Eerst huren we een taxi voor een halve dag en trekken we het nevelwoud in. Mooi maar vermoeiend (berg op!).
Onze tweede tocht brengt ons naar het Parque ecologico Huembo, een privé natuurgebied, waar onder andere de vlaggenkolibrie te vinden zou zijn.
De vlaggenkolibrie is een klein vogeltje, met twee staartveren die bijna drie maal zo lang zijn als het vogeltje zelf. Die veren zijn kaal, enkel aan het einde vindt je een stukje 'veer' in de vorm van een vlag. Van dit beestje zijn er nog ongeveer 1000 exemplaren in het wild in leven. De reden van het uitsterven van de soort is deze keer niet het verdwijnen van zijn biotoop, maar de mens zelf: de kolibrie werd (wordt?) gejaagd omdat zijn hartje bekend staat als een afrodisiacum!
We zien het beestje een paar keer, naast nog een paar andere soorten kolibries. Dan wordt het tijd om met de taxi terug te keren naar Chachapoyas, een rit van twee uur.
's Avonds vieren we de verjaardag van An met een lekkere maaltijd in een (iets) duurder restaurant. Heerlijk.
De dag daarna vertrekken we naar onze volgende bestemming: Leymebamba.
Dit is weer een schattig dorpje in het begin van de Andes. Hoogte 2300 meter. Klein, overzichtelijk, traag, vriendelijke mensen en een goed hotelletje, waar we 's avonds op ons balkon kunnen genieten van de mensen die op het plein wandelen, zitten te praten, ….
Wat ons hier opvalt (en trouwens in heel Peru): niemand rookt! Op de dikke maand dat we nu hier zijn, hebben we nog maar drie keer iemand zien roken.
Ons hoofddoel hier is een bezoek aan het 'Kentikafee'. Dit is een restaurant, waar men in de tuin 'feeders' heeft opgehangen om de kolibries te voeden. Ons bezoek is een tegenvaller: er hangt maar één feeder en van de zeventien soorten die er zouden leven, zien we er maar zes, die we op één na allemaal al eens eerder gezien hebben. Toch blijft het een indrukwekkend schouwspel: de kolibries flitsen voorbij met hun schitterende kleuren, maken ruzie (veel territoriumgedrag), vechten, komen drinken, rusten uit in de bomen, …, het is prachtig.
Aan de overkant van het restaurant is een heel bekend museum: het museo Leymebamba. Hier wordt de inhoud van de verschillende begraafplaatsen die gevonden werden in de omgeving tentoongesteld.
Veel potten, een paar muziekinstrumenten, resten van kledij en versierselen, maar vooral tientallen mummies. De lichamen zijn niet te vergelijken met de prachtige sarcofagen uit het oude Egypte. Hier werden de mensen gehurkt neergezet, ellebogen op de knieën en handen naast het hoofd en vervolgens ingewikkeld in linnen doeken. Op die manier krijg je een pakketje van zo'n zestig centimeter hoog, dat werd bijgezet in een graf. Heel beroemd en interessant museum.
En dan is het weer tijd om afscheid te nemen van dit vriendelijk dorpje. Terug alles inpakken (routine ondertussen), wachten op de collectivo en twee uur rijden naar Chachapoyas. Vandaar zal een dag later een collectivo vertrekken naar onze volgende bestemming.
Meer hierover lees je in een volgend verslag.
De foto's van An vindt je hieronder en voor de echte liefhebbers: vogelfoto's (waaronder een paar heel mooie van kolibries) zijn terug te vinden onder volgende link:
Dat heeft nog heel wat voeten in de aarde: vanuit Huanchaco vertrekken er namelijk geen langeafstandsbussen.
Ook het boeken van tickets valt tegen: we staan te wachten als het enige boekingskantoortje open gaat, maar de verantwoordelijke is nog op komst. Na een uur wachten geven we het op en we besluiten dan maar zonder tickets naar Trujillo te vertrekken en te zien hoe het daar loopt.
Taxi naar Trujillo. Als we aankomen staat de bus op het punt te vertrekken en we moeten nog tickets kopen en onze bagage inchecken! Om het kort te maken: we hebben het gehaald.
Instappen, gordels vast (is hier verplicht in de bussen!) en we zijn weg.
Vier uur later komen we aan in Chiclayo.
Moderne, vrij oninteressante stad, maar een goede uitvalsbasis om naar een natuurpark te gaan: Parque Nacional de Chaparri.
Het park is heel bekend: van heinde en ver komen er vogelkijkers naartoe, maar het is moeilijk te bereiken. De beste manier om het park te bezoeken lijkt ons met een georganiseerde toer.
Om acht uur komt een gids ons ophalen, samen met een Peruaanse medereiziger. Een uur met de auto naar Chongoyape, daar een parkgids opgepikt en dan via een onvoorstelbaar slechte weg naar het park.Over die laatste 10 km doen we ook een uur.
Het natuurgebied is prachtig. Het is bekend om twee diersoorten: het witvleugelsjakohoen en de brilbeer.
We zijn nog geen vijftig meter in het park of we zien het zeldzame hoen al. In heel de wereld leven er slechts 300 van deze vogels in het wild, waarvan een honderdtal in dit park. Op onze tocht door het park zien we in het geheel zes exemplaren!
De brilbeer is een heel ander verhaal. De meeste dieren in het reservaat zijn 'bevrijd' van dierenhandelaars of van mensen die een beer(tje) als huisdier hielden. Hier worden ze terug gewend aan de natuur en aan andere dieren en tenslotte weer vrijgelaten in het park. We hebben het geluk ook dit dier te zien!
Het is hier ondertussen geweldig warm (meer dan dertig graden) en het rondlopen in dit droge gebied is dan ook buitengewoon vermoeiend. Na nog een groot aantal vogels en twee wilde lama's, houden we het voor bekeken (het is ondertussen al dik na de middag) en begint de helse terugtocht. Eerst een uur over de verschrikkelijke toegangsweg en dan nog een uur door de verkeersopstoppingen van Chiclayo.
De volgende dag vertrekken we, nog niet helemaal bekomen van onze tocht, naar Mancora.
Deze stad ligt weer een heel stuk noordelijker en is een typische badstad voor de beter gesitueerde Peruanen.
Deze keer duurt de busrit acht uur. We hebben op voorhand kunnen boeken, dus we hebben weer de beste plaatsen: bovenaan en de eerste twee zetels met panoramisch uitzicht.
Na een lange maar rustige rit komen we aan in Mancora. Onderweg zien we het landschap veranderen: heel stilletjes wordt alles een beetje groener.
Mancora heeft een prachtig strand, veel winkeltjes, goeie restaurantjes, veel overtrekkende pelikanen en vanaf ons balkon hebben we een prachtig uitzicht op de zonsondergang.
Hier blijven we een paar dagen en doen we lange strandwandelingen. We ontdekken zelfs een heel klein natuurreservaatje (de grootte van twee voetbalvelden) : het 'reserva de iguana's '. Naast (veel en lelijke) leguanen zitter er zowaar ook een paar nieuwe vogels!
Na een paar dagen trekken we verder: met een minibusje rijden we op anderhalf uur naar Tumbes, het meest noordelijke punt van onze reis. Onderweg zien we het woestijnlandschap definitief verdwijnen en alles heel weelderig groen worden.
We hebben geboekt in het 'Grand Imperial Premium Hotel', een appartementshotel in het centrum van Tumbes.
Het hotel doet zijn naam eer aan: we hebben een keuken, badkamer, zithoek en een kingsize tweepersoonsbed.De keuken is uitgerust met koelkast, gasvuur, microgolfoven, waterkoker, mixer … De temperatuur in Tumbes ligt dik boven de dertig graden, maar we hebben een schitterende airco, dus we komen elke keer terug in een koele kamer.
Tumbes is een gezellig stadje: veel winkeltjes (en grote winkelstraten), veel volk op straat, lekker eten … Maar het belangrijkste waarvoor we hier gekomen zijn, zijn twee natuurgebieden.
De eerste dag bezoeken we het Parque Nacional Cerros de Amotape. We boeken een gids plus auto met chauffeur en gaan op weg. Een bezoek aan een natuurreservaat kan je eigenlijk niet navertellen: je moet het zelf gedaan hebben. Om het in een paar woorden samen te vatten: heel heet, doodmoe, lekkere maaltijd bij de ouders van onze gids, geen spectaculaire dieren, maar wel twaalf nieuwe vogelsoorten.
Onze tweede daguitstap is naar het 'Sanctuario Nacional los Manglares de Tumbes.
Heel de dag varen we in een bootje door het mangrovegebied van Tumbes. Het gebied strekt zich uit tot in Ecuador en we steken dan ook eventjes de grens over.
Heel veel vogels, reigers, roze lepelaar … maar vooral heel veel fregatvogels. Onderweg zien we ook de mensen aan het werk: mannen staan tot hun knieën (of hun heupen) in het slijk om zwarte kokkels te verzamelen, een plaatselijke lekkernij. Voor twintig schelpen vraagt de man vijf sol (€ 1,2). Onze gidsen kopen er een aantal en 's middags gaan we aan land om een ceviche van zwarte kokkels te bereiden (en op te eten!).
Een schitterende dag. Alleen spijtig dat ons hotel ons in de steek liet: de eerste nacht begon het te regenen en het bleek dat heel ons prachtige appartement totaal niet waterdicht was! Overal regende het binnen: door het plafond, langs de muren … in heel de kamer stonden plassen water. Onze tweede nacht was zo mogelijk nog erger: terwijl we in ons bed lagen kropen grote kakkerlakken over onze lakens!
We waren dan ook blij dat we na twee mooie tochten en twee slechte nachten terug konden vertrekken.
Na een lange busrit (negen uur en een kwart) zijn we terug in Chiclayo. Hier slapen we een nachtje in ons hotel van vorige keer en dan vertrekken we naar Chongoyape.
Hier gaan we op eigen houtje nog een keer het natuurpark bezoeken en dan is het eerste deel van onze reis ten einde.
Hierna trekken we de Andes over en gaan we het Amazonewoud in. Meer hierover lees je in een volgend verslag.
De foto's van An vindt je hieronder en voor de echte liefhebbers: vogelfoto's zijn terug te vinden onder volgende link:
De busrit van Lima naar Trujillo duurt lang: elf en een half uur! Gelukkig reizen we weer met Cruz del Sur, de luxe busmaatschappij waar we ons al twee keer mee verplaatst hebben.
We hebben de beste plaatsen geboekt: boven, helemaal vooraan. Hoewel het lang duurt, valt de reis mee: mooi uitzicht, lekkere (warme) maaltijd en een drankje. Toch zijn we blij als we uiteindelijk aankomen.
We nemen een taxi naar het hotel (taxi's zijn hier erg goedkoop: een rit van twintig minuten kost je iets minder dan vijf euro).
We hebben geboekt in het Plazza hotel, in het centrum van de stad dicht bij de Plazza de Armas. Heel mooi hotel, vriendelijke bediening, lekker ontbijt.
Op onze eerste dag verkennen we de stad: de Plazza de Armas, het archeologisch museum, de Mercado Central (waar we weer gaan eten) en de kathedraal.
Deze laatste is redelijk sober. Ze werd gebouwd in 1647, door een aardbeving verwoest en heropgebouwd in 1759. Het geheel is licht en oogt vrij modern. Opvallend zijn hier de plafondschilderingen.
De volgende dag verdiepen we ons in de oude geschiedenis van de streek. We boeken een daguitstap naar twee archeologische sites.
De eerste site die we bezoeken is tevens de oudste.
Het is de 'Huacas del Sol y de la Luna'. Twee grote tempelcomplexen, gebouwd tijdens de Moche-cultuur (100 tot 800 na Christus).
De Huacas del Sol is grotendeels verwoest en niet toegankelijk voor het publiek. Ze is ook nog niet helemaal opgegraven. De site bestond uit een enorme piramide, opgetrokken uit miljoenen zon-gedroogde bakstenen en was het administratief complex van de stad. Hier verbleven de ambtenaren en de bestuurders van de stad. Binnen loopafstand ligt de Huacas de la Luna. Dit was het ceremonieel complex. Hier woonden de priesters en werden de (mensen)-offers gebracht.
De Moche-cultuur is vooral bekend om zijn ceramiek. Duizenden potten, kruiken, muziekinstrumenten … zijn bewaard in het plaatselijke museum. We bezoeken eerst het museum en zijn erg onder de indruk van de beschilderingen van de gebruiksvoorwerpen. Zij geven een prachtig overzicht van de leefwijze van de mensen uit de Moche-cultuur. Vervolgens lopen we onder de gloeiende zon over de overblijfselen van de tempelpiramide.
Bij het buitengaan zien we onze eerste 'biringos', de Peruaanse haarloze hond. Het beest ziet er niet uit (het is inderdaad helemaal naakt op een beetje gelig haar op zijn kop na) maar het heeft één heel bijzondere eigenschap: zijn lichaamstemperatuur is hoger dan die van normale honden. Dat is de reden waarom oudere mensen en personen die lijden aan artritis zulk een hond houden en hem mee in bed nemen. Het houdt hen lekker warm! Dit zou al een gewoonte zijn uit de pre-Inca periode. Tussen haakjes, de woorden 'hot dog' krijgen hier wel een heel eigen betekenis.
Na dit (vermoeiende en warme) bezoek: eten. We worden afgezet in een groot restaurant, waar we tijdens de maaltijd afgeleid worden door een danspaar dat dansen uit de streek brengt.
Na het eten bezoeken we Chan Chan, een andere grote archeologische site in de buurt.
Chan Chan, gebouwd rond 1300 na Christus was met een oppervlakte van 20 000 km2 en 60000 inwoners de grootste stad van Zuid-Amerika. Het was tevens de grootste stad ter wereld, gebouwd met zongedroogde bakstenen.
Waar de Moche-cultuur vooral bekend is om zijn aardewerk, is de Chime-cultuur (de cultuur van Chan Chan) vooral bekend om zijn architectuur. De stad is voor een deel verwoest door de regenbuien die de periodiek terugkerende 'El Nino' met zich meebracht, maar hetgeen er overblijft is nog enorm.
Chan Chan moet een heel rijke stad geweest zijn. Zij werd uiteindelijk veroverd door de Inca's (de volgende cultuur), maar de goudzucht van de Spanjaarden maakte een einde aan de rijkdom en de macht van de stad. Toen zij klaar waren was al het goud verdwenen.
De laatste activiteit van deze dagtrip is een bezoek aan het stadje Huanchaco. We lopen er wat rond en vinden het zo leuk dat we het eerste het beste hotelletje binnenspringen en na enig onderhandelen een kamer boeken voor de volgende dagen.
's Anderdaags ingepakt, uitgecheckt en met een taxi van het hotel naar onze volgende bestemming gebracht.
Huanchaco is een leuk stadje met kleine hotelletjes en vol visrestaurants. Een driegangenmenu (voorgerecht, hoofdgerecht en een drankje) kost 15 sol (minder dan 4 euro).
Het typische van dit stadje zijn de vissers: 's morgens vroeg varen zij uit in bootjes die gemaakt zijn van bundels riet. Als zij op het strand hun vangst sorteren, worden zij belaagd door een aantal pelikanen die hun deel van de buit komen opeisen.
Hier blijven we een paar dagen. Elke morgen een vogelwandeling langs het strand (teleurstellend weinig vogels!), wat lezen, lekker gaan eten, wat wandelen en weer lezen en 's avonds in het licht van de ondergaande zon een (paar) pintje(s) in een barretje op het strand.
Meer moet dat voor ons niet zijn!
De foto's van An vindt je hieronder en voor de echte liefhebbers: vogelfoto's zijn terug te vinden onder volgende link:
De terugrit naar Lima is weer geweldig: luxebus, geweldige zetels, maaltijd aan boord en we hebben de beste plaatsen in de bus: de eerste twee zetels bovenaan, met een riant uitzicht op het landschap.
Dat landschap trouwens is niet denderend: heel de kuststrook van Peru, het deel tussen de kustlijn en het begin van de Andes bestaat grotendeels uit woestijn. Heel veel tinten grijs (50?) en bruin, afgewisseld met hier en daar een paar huizen met een beetje groen rond.
Na drie en een half uur komen we aan op de plaats waar we een paar dagen geleden zijn vertrokken: het busstation van 'Cruz del Sur' in Lima.
Een taxi brengt ons naar ons hotel. Taxi's zijn hier heel goedkoop: voor een ritje van 20 minuten betalen we drie euro.
Ons nieuwe hotel ligt in het oude stadsgedeelte van Lima. Het is gevestigd in een oud herenhuis. Het is netjes maar basic: dubbel bed, eigen badkamer, ontbijt inbegrepen.
Hier gaan we een paar dagen de oude stad verkennen. Het oude (Spaanse) deel van Lima is niet te vergelijken met de wijk Miraflores waar we vorige keer logeerden: smallere straten, veel oude herenhuizen in Spaanse stijl, grote pleinen met kerken, palacio's ...
We geven de hoogtepunten weer.
Vlak bij ons hotel ligt de Plazza San Martin. Een uitgestrekt plein met palmbomen en mooie oude gebouwen. In een van die oude gebouwen is het oudste sterrenhotel van Lima gevestigd: het Grand hotel Bolivar, waar beroemdheden als Mick Jagger, Clark Gable en Robert Kennedy gelogeerd hebben.
We bezoeken de Iglesia de la Merced, de kerk waar in 1541 de eerste mis in Peru gelezen werd en zijn onder de indruk van de prachtige gebeeldhouwde mahoniehouten achterwand van het hoofdaltaar.
Op het volgende plein vinden we de kathedraal terug. Terwijl wij braaf de buitenkant bewonderen, heeft er een huwelijk plaats. Een belevenis!
De bruid wordt afgeleverd in een witte koets, getrokken door een wit paard. Terwijl zij aan de arm van haar vader de kathedraal binnenschrijdt, speelt het orgel een cantate van Bach.
We staan tussen de Peruanen te kijken en krijgen van de buurvrouw de hele uitleg: de familie van de bruid is de rijkste van Lima. Het zijn inwijkelingen uit de streek van het Titicacameer en ze runnen hier een handel in goud en zilver.
De bruid ziet er prachtig uit. Mooi in het wit en met een sleep van minstens vier meter!
Na de mis worden bruid en bruidegom weggebracht in een open witte Cadillac, gevolgd door familie en genodigden, die de weg al dansend afleggen. De stoet wordt afgesloten door een brassband, waarvan de leden eveneens dansend het parcours afleggen. Het ziet er voor alle partijen heel vermoeiend uit!
Van de ene gebeurtenis naar de andere: na de huwelijksstoet zijn we juist op tijd om de aflossing van de wacht voor het 'Palacio de Goberno' mee te maken. Het is hier allemaal heel groots opgevat: een harmonieorkest van ongeveer zeventig muzikanten en daarbovenop nog tachtig militairen.
Ze geven een show van een uur (marcheren, wapens presenteren, met geweren draaien ….), allemaal feilloos gesynchroniseerd en op geen enkel moment vervelend.
Naast de kathedraal staat het Palacio Arzobispal, een oud herenhuis met een volledig bewaard gebleven balkon in Moorse stijl.
Ons volgend bezoek is het 'Parque de la muralla' een langgerekt park aan de rivier, waar we de laatste overblijfselen van de oorspronkelijke stadsmuren zien. Het doel van de muren was enerzijds de vijanden (piraten) tegen te houden, anderzijds was de muur een bescherming tegen het water.
Het is opvallend dat een stad als Lima, gelegen in een woestijn, met twintig milliliter water per jaar, zoveel groen en parken heeft! Je ziet hier dan ook van 's morgens vroeg tot 's avonds laat gemeentearbeiders bezig met de grasvelden, bomen en planten te besproeien.
Bart de Wever, neem hier een voorbeeld aan in plaats van Groen Neerland vol te bouwen!
In het park spotten we onze eerste kolibrie, naast een heel mooie 'Rode tiran' (zie vogelfoto's).
De tweede dag van ons bezoek is er een grote betoging aan de gang en zijn er heel veel straten afgesloten. Overal is er politie. Gelukkig verloopt alles rustig in komen we niet in gewelddadige toestanden terecht!
Ondanks de omleidingen vinden we de weg naar de 'Mercado central', een enorme overdekte markt met een visafdeling, slagers, kaashandelaars …
Hier gaan we een hapje eten: lekker vers en spotgoedkoop.
Onze voorlaatste activiteit in deze stad is een museumbezoek. We bezoeken het chocolademuseum. Peru is namelijk een grote producent van cacaobonen, de grondstof voor chocolade. Interessant hoe van de ruwe bonen chocolade gemaakt wordt, maar nog veel plezanter is het proeven van alle mogelijke dingen die van die cacaobonen gemaakt worden. Van gewone chocola tot pisco met chocoladesmaak (heel lekker en heel sterk!)
We doen nog een wandeling door de Chinese wijk (lijkt heel erg op die van Antwerpen) en dan wordt het tijd om stilaan onze volgende stap voor te bereiden: bustickets kopen, hotel boeken, inpakken … want morgen trekken we verder.
De foto's van An vindt je hieronder en voor de echte liefhebbers: vogelfoto's zijn terug te vinden onder volgende link:
Na een heerlijke nacht beginnen we met een verkenning van Lima. We hebben een hotel in het district Miraflores, een moderne wijk aan het strand, een half uurtje van de oude stad.
We gaan nu even wennen aan de temperatuur (gemiddeld 26 graden) en aan de andere cultuur en keuken.
Over keuken gesproken: het belangrijkste gerecht is hier ceviche. Het is een schotel met rauwe stukjes vis, gemarineerd in limoensap met rode ui, koriander en pikante pepertjes. Heerlijk. De typische drank is pisco sour; een drankje dat qua smaak iets weg heeft van limoncello, maar dat veel sterker is en afgewerkt wordt met schuim van opgeklopt eiwit.
Miraflores is heel modern: nieuwe, hoge flatgebouwen, brede straten met ruime fietspaden (ook bedoeld voor scaters, pedalo's, skeelers …) en met kruispunten waar het systeem 'vierkant groen' wordt toegepast. Verrassend!
Om het strand te bereiken moet je wel een groot aantal trappen af (en daarna terug op!). De zee ligt namelijk zestig tot tachtig meter lager dan de stad.
We gaan dit maal Lima niet uitgebreid verkennen: als we onze planning kunnen volgen komen we hier nog minstens drie keer terug.
Dicht bij ons hotel ligt het 'J.F.Kennedy-park'. Een langgerekt park waar we onze eerste vogels spotten. De eerste dag heeft hier het feest van de vriendschap plaats: een hele troep jongelui met rode neuzen loopt onder tromgeroffel door het park om alle mensen te omhelzen. Ambiance verzekerd!
Onze eerste uitstap doen we binnen de wijk Miraflores. Tussen de moderne buildings ligt namelijk een archeologische site: een tempelruïne uit de pre-incatijd: Huaca Pucllana.
De tempel werd gebouwd tijdens de periode van de Limacultuur (450-650 A.D.) en was een ceremonieel centrum. De site diende als heiligdom, verblijfplaats van de priesters (top) en van de hovelingen (middenplateau's). De priesters en edellieden werden er begraven. De gewone mensen leefden aan de voet van het complex. Het geheel heeft de vorm van een grote, symmetrische, afgeknotte piramide en is geheel opgetrokken uit stenen, gemaakt uit klei en gedroogd in de zon.
De teruggevonden graven bevatten de gemummificeerde lichamen van de overledenen. De mensen werden gehurkt begraven, gewikkeld in linnen en omwonden met touw. Op de bundel werd een namaakhoofd geplaatst, zodat het geheel terug het uitzicht kreeg van een mens.
Het bezoek was heet maar interessant en werd 's avonds afgerond met een 'happy hour', een traditie die hier heel erg leeft.
Na drie dagen vertrekken we naar Paracas, een stadje aan de kust op vier uur rijden van Lima. De bus is luxueus, de wegen zijn goed, dus de reis verloopt voorspoedig.
Paracas is een gezellig stadje dat zich uitstrekt langs de oceaan. Het bestaat bijna volledig uit winkeltjes, restaurantjes en hotels. We vinden een rustig en proper hotel aan de bushalte en maken ons klaar om hier een paar dagen te blijven. Hier gaan we elke dag langs het strand vogels kijken en een paar uitstappen doen.
Opmerking vooraf: waar we in Lima 'happy hour' kenden, heeft men hier 'happy Day'. Heel de dag geldt de regel: één betalen, twee krijgen!
Hier doen we twee uitstappen.
De eerste is naar de Islas Ballestas, een eilandengroep op een dik half uur varen (met een speedboot) van de stad. De rotsformaties zijn indrukwekkend en de eilanden zijn bevolkt met ontelbare vogels. We zien er ook onze eerste lijtekening: honderd meter hoog, zestig meter breed. Niemand weet wie het gemaakt heeft of waarom.
Tegenwoordig zijn de eilanden natuurreservaat, maar vroeger waren ze vooral een bron van 'guano', uitwerpselen van de vogels die op de eilanden leefden. Naast vogels zien we ook heel veel zeeleeuwen. Hier spotten we de eerste pinguïns. Het is heel raar: de kust van Peru is heel heet, zanderig, het regent er niet (20 mm per jaar) en toch leeft hier een vogel die we eerder in een koude omgeving verwachten.
Onze tweede uitstap brengt ons naar Paracas Nationaal Park. Een woestijn, waar het niet regent, maar waar heel het jaar een constante zeebries waait. We bekijken er de fossielen, de kathedraal (een rotsformatie die uit zee oprijst), de rode rotsen …
Niet geweldig qua vogelwaarnemingen, maar een interessante tocht om eens meegemaakt te hebben.
Na deze uitstappen storten we ons op de culinaire specialiteit van Paracas: gegratineerde Sint-jakobsschelpen met parmezaankaas.
Wat is er heerlijker dan 's avonds op een terrasje te genieten van een lekkere maaltijd, begeleid door een fris biertje, terwijl je kijkt naar de pelikanen die in het licht van de ondergaande zon naar vissen duiken?
Spijtig komt hieraan een eind: morgen vertrekken we terug naar Lima (historisch centrum) en vandaar gaan we naar het noorden, richting Amazonewoud.
In het begin liep alles mis: donderdag reden er nog vrij regelmatig bussen naar het centraal station, maar vrijdag waren alle lijnen dood. De site van 'de Lijn' geeft dus zoals gewoonlijk geen duidelijke uitleg. We vertrekken maar op hoop ven zege naar de bushalte.
Wachten.
Als er na een half uur nog geen bus verschenen is (en ook geen die de andere richting uitgaat) houden we het voor bekeken en gaan we terug naar huis.
Internet en telefoon opnieuw ingeschakeld (was afgezet voor drie maand) en een paar adressen van taxibedrijven opgezocht. De tijd tikt ondertussen verder en de spanning stijgt.
De taximaatschappijen hebben het blijkbaar druk, want overal worden we in de wachtrij gezet.
Eindelijk lukt het ons om contact te krijgen met een dispatcher. Hij vertelt dat het onmenselijk druk is en dat er geen enkele bus rijdt in Antwerpen. Dat had de Lijn ons dus een uur geleden ook kunnen vertellen!
Hoe dan ook, we bestellen een taxi naar het centraal station. Wachttijd: een half uur.
Gelukkig komt de taxi er al door na 20 minuten. Er is weinig verkeer op de weg, dus uiteindelijk arriveren we nog ruim op tijd aan het centraal station. Wonder boven wonder staat er geen lange wachtrij, zodat we vlot onze tickets kunnen krijgen. De verkoopster vertelt ons dat we eventueel zelfs een Thalys vroeger kunnen nemen, zodat we wat meer tijd hebben in Schiphol.
Schiphol is hels druk Overal lange wachtrijen, maar we zijn er dus een uur vroeger en maken ons niet al te ongerust.
We hebben van thuis uit al plaatsen gereserveerd, zodat inchecken nog maar een formaliteit is. Bagage afgeven, een half uurtje wachten en op het vliegtuig.
De vlucht verloopt vlot. Redelijk eten, goeie drankjes en vriendelijke stewardessen zorgen ervoor dat de vlucht van 12 uur redelijk snel voorbij gaat. We slagen er allebei in om een beetje te slapen. Om twintig na zeven (plaatselijke tijd) landen we in Lima.
Het is hier 26 graden en dat voelt heel warm aan na het druilerige weer in België. We worden opgewacht door een taxichauffeur die ons op 35 minuten naar ons hotel brengt.
Heel vriendelijke ontvangst, mooie en propere kamer en dan …. slapen.