IK HERKENDE hem onmiddellijk. Hij zat aan hetzelfde tafeltje en op
dezelfde stoel als het jaar voordien. En het was op dezelfde dag ook,24
juni,Sint Jan ! Beleefd vroeg ik hem of de stoel schuin over de zijne vrij
was,en hij knikte vriendelijk.Het wàs mijn stoel een jaar geleden ook al.
Ik wenkte Carmen. Het was Carmen ook nog. Ik bestelde met heldere stem
een Vlaamse pint—een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde
steen—en vroeg mijn overbuur of hij ook nog een pintje lustte.
Bert—voor mij was hij Bert uit Schoonbeek,al sprak ik hem zo niet
aan—Bert keek me aan. –“Graag”,zei hij,en hij dronk het
bodempje bier uit dat in zijn glas stond warm te worden. Ik keek Carmen na. Ze
was nog altijd een pietje Pek.
We kregen onze pintjes. Toen Carmen weg was boog ik me voorover en
vroeg stilletjes : “En hoe gaat het met Muisje Piep
?”.-“Goed”,antwoordde hij,”heel goed”. En hij
keek me vanuit zijn ooghoeken even aan. –“Niet dat je me bekend
voor komt,maar ik heb de hele geschiedenis aan zoveel mensen verteld dat ik ze
zelf begin te geloven. Niet dat het er
toe doet. Alleen,ik noem ze Anneke. Op onze leeftijd staat dat beter”.
Achter het Vlaans cafeetje,op het pleintje en op het strand,barstten de
vuurpijlen vrolijk in de lucht uiteen,en zetten de straten en de mensen
voortdurend in een andere kleur.
-“Dat er met die dingen niet meer ongelukken gebeuren”,zei
ik tussen twee knallen in.
-“O,maar die zijn er,hoor ! “,zei Bert. –“Die
Spanjaarden,alla,Catalanen natuurlijk,zijn van geen kleintje vervaard. Ze nemen
risico’s,ja. Ik ben er zelf
getuige van geweest hoe een van die vuurpijlen eens heel lelijk
huisgehouden heeft. Als je de tijd hebt zal ik het je vertellen. Ze is toch
boodschappen gaan doen”.
Ik had de tijd.Bert nam zijn glas,en stak het puntje van zijn tong in
het koele,Vlaamse bier.-“Verdomde taal,dat Spaans”,mompelde
hij.-“Alle vijf tellen je tong tussen je tanden steken,ik krijg er
zweertjes van. Proost !”. Hij nam een ferme slok,en stak van wal.
-------------------------------------
-“Wel,we wonen feitelijk niet hier,nee. Veel te druk. Prettig om
een terrasje te doen,of te winkelen,voor
haar dan. Maar hier wonen,nee. Dat doen we in een dorp een kilometer of twaalf
hier vandaan. Een goeie zeshonderd zielen,denk ik. Het heeft wel een tijdje
geduurd eer we daar aanvaard waren. Die Spa-hm-Catalanen natuurlijk,zijn niet
zo vlot in de omgang,zeker niet die van de buiten. Maar uiteindelijk leren ze
je kennen,en dan loopt het wel los. Hoe gaat dat,je komt bij de
bakker—lekker brood,hier,niet ? Veel beter dat dat bij ons. Daar is het
brood na twee dagen ofwel keihard ofwel beschimmeld,een middenweg is er
niet.,te veel water,denk ik.—En je komt er bij de beenhouwer,dààr moet je
oppassen. Anneke kruipt altijd mee achter de toog,anders snijden ze het vlees
tegendraads,en heb je een plakje soepvlees in plaats van een biefstuk. En je
komt natuurlijk bij de kapper. En over die wil ik het hier hebben,zie.
De kapper in zo’n dorpje hier is nog een echte barbier. De onze
is nog een jonge,amper een paar jaar getrouwd,en daar gaat het verhaal over. Ik
noem hem Figaro omdat ik zijn echte naam toch niet kan onthouden. Veel te lang
en te ingewikkeld. Hier heeft een hond met een stamboom nog minstens drie namen
.Ik heb er eens een gekocht,een teefje,op haar papieren stond dat ze Dolores
Lopez Niagara y Fonseco heette. En dat
vergooit zich aan een straathond,bah. Ze kunnen me wat,met al die namen.
Ik noem mijn kapper dus Figaro,al weet hij niet waarom. Spanjaarden
zijn zo muzikaal niet,ja zeg,Catalanen ook niet. Het is niet voor niks dat een
Fransman “Carmen” geschreven heeft en een Italiaan “De Barbier
van Sevilla”. En zonder ons hadden ze zelfs hun flamenco’s niet. Nee,muziek,daar
hebben ze geen kaas van gegeten. Bouwen,en beeldhouwen en schilderen,ja,en van
die rare dingen als die Dali,laat ze maar los.
Afijn,terug naar Figaro. Het is een knappe jongen,die zijn er genoeg
hier. Veel meer dan knappe vrouwen. Ik persoonlijk,maar ja,wie bén ik,vind die
vrouwen hier te veel aan de dorre kant. Niet genoeg vlees aan. Hun kiekens
hebben dat ook,om van de katten maar te zwijgen. Maar dat kan ik niet zeggen
van Juanita,het meisje van Figaro,eindelijk eens een naam die ik kan onthouden.
Een wolk van een meidje,en toch slank en stevig. Ogen als karbonkels en lippen
als kersen. Ja,Figaro had een goeie keuze gemaakt. En jaloers dat hij was ! Ze
zijn preuts op hun vrouwen,hier,al hengelen ze wel naar die van een ander,ja.
En dat wist Figaro natuurlijk ook. Dus hield hij meer dan één oogje in het
zeil.
Maar het ging goed,en de bruiloft werd vastgelegd op 24 juni,Sint
Jan,ja. Dat was de grote wens van het jonge paar. Ik hoef het je niet te
vertellen,Sint Jan,San Wan zeggen ze hier,is hun nationale heilige. Als je iets
belangrijks wil doen,doe het dan op San Wan,het kan niet verkeerd gaan. Nu ja...
Het hele dorp was present,en señor Alberto,zo noemen ze me hier,ook.
Don Pablo,de pastoor,had zijn kerkje extra versierd,meer voor Sint Jan
natuurlijk,maar daar kon het jonge paar mee van profiteren. En ik moet
zeggen,het was een mooie plechtigheid. Eerst een mis,gezongen
natuurlijk,ja,kerkmuziek,dààr zijn ze sterk in. En vooraan zaten Juanita en
Figaro. Juanita in een lange,witte
bruidsjurk met veel tule en kant en lintjes. Maar een sleep had ze niet
gewild,zo netjes is het in die dorpen niet op de openbare weg. En het was
drukkend warm,op Sint Jan kan het hier
behoorlijk bakken. Figaro had een nauwsluitend zwart pak aan,zoals alle
mannen als er hier op de buiten iets te doen is. En ik zag dat hij zweette als
een paard. Het kerkje zat eivol,het was ocharme maar een meter of tien diep en
wat wil je,al die mensen zweten natuurlijk ook.
Van de mis heb ik niet veel verstaan,en van de preek zeker niet want
buiten knalden de eerste vuurpijlen al op het kerkplein. Don Pablo had de
dorpsjeugd op het hart gedrukt daar pas mee te beginnen nà de bruiloft,maar op
Sint Jan is het jonge volkje niet te houden,hoe waren we zelf in onze tijd.
Na de mis zou het huwelijk voltrokken worden,en de misdienaar komt met
de kwispel en het wijwatervat aangezet,want ginder wordt het huwelijk nog écht
ingezegend. En Don Pablo staat daar nog wat te frutselen aan zijn boeken,en
Figaro begint nog harder te zweten bij het vooruitzicht van de plechtigheid,die
dadelijk gaat plaats hebben, en van de antwoorden die hij moet geven ,en van de
ring die hij aan Juanita’s vinger moet schuiven. En hij kijkt even
opzij,en ziet daar zijn bruidje,zo fris als een hoentje En hij fluistert haar toe :-“Heb jij het
nu niet te warm onder die lange jurk ?”.En zij antwoordt :-“Nee,lieve,het
is maar een beetje tule en kant,niets anders”. –“Niets anders
?”,stamelt hij ontzet. –“Nee,lieve”,zegt ze,-“het
is veel te warm om er iets onder te dragen. En bovendien,niemand merkt het toch
? Wees gerust,lieve”,zegt ze,en ze knijpt hem in de hand,-“wat
onder mijn jurk verborgen zit mag jij alleen aanschouwen !”.
En amper heeft ze dat gezegd,of er komt een verloren vuurpijl door de
open kerkdeur naar binnen gevlogen,en belandt precies tussen haar voeten. En
een knal,en gensters,en rook ! En als die opgetrokken is blijft er van de kant
en de tule niks anders over dan een paar smeulende stukjes aan Juanita’s
voeten. En zij staat daar,met trillende benen en trillende borsten,en gelukkig
wordt het ergste nog verhuld. Want het toefje haar,dat wij altijd met schaamte
in verband brengen,smeult en rookt als
een schoorsteen.
Het is toen dat Don Pablo getoond heeft uit welk hout Catalaanse pastoors gesneden zijn. Want hij
greep de kwispel,doopte hem overvloedig in het vat,en met een forse zwaai bluste
hij de brand.”.
-------------------------------------------
Señor Alberto uit Schoonbeek zweeg even,en leste zijn dorst die hij bij
de herinnering opgedaan had. Ik wenkte Carmen,en ze bracht nieuwe lafenis aan.
-“En het huwelijk ?”,vroeg ik.
-“Dat is die dag natuurlijk niet meer doorgegaan.En het heeft nog
heel wat voeten in de aarde gehad. Figaro wou er niet meer van weten. Wat heel
het dorp gezien had moest hij niet meer hebben.
Toen is Don Pablo tussengekomen om het vuur—figuurlijk deze
keer—te blussen. Hij heeft Figaro onder handen genomen. Want laat die
vuurpijl ongelukkig terecht gekomen zijn,hij was toch ontstoken ter ere van
Sint Jan ? En heb ik ,Don Pablo,met het
voorkomen van lichamelijk letsel ook de schoot van uw meidje niet gezegend ? En
wat ik gezegend heb is beschermd tegen de blikken van anderen,die weliswaar
onbescheiden,maar toch ook ongewild op haar lichaam hebben gerust.
Tegen zoveel welsprekendheid was Figaro niet opgewassen. Er werd een
nieuwe witte jurk gemaakt,en de week nadien ging het huwelijk door. Maar Figaro
wou zeker spelen deze keer,hoe zou je zelf zijn. Vóór hij met zijn bruidje naar
de kerk trok heeft hij eerst met eigen ogen willen nagaan of ze ditmaal wel
degelijk iets onder de tule en de kant aangetrokken had.
Toen die controle afgelopen was heeft Juanita haar witte jurk weer
uitgetrokken en is ze in een gewoon gebloemde jurk ter kerke gegaan. Want een
Catalaans meisje heeft óók haar trots. Die trouwt alleen in wit als ze nog
maagd is.
Tja,ik ben bang dat Figaro zich daar met zijn Catalaans temperament wat
laten gaan heeft..Maar hij wist nu als toetje bovenop dat een meidje,dat volgens
Don Pablo in gezegende toestand verkeert,daarom nog niet in verwachting is.
Jammer van de twee witte jurkjes,ja”.