Vroeger hield ik alleen van je ogen. Nu ook van de kraaiepootjes ernaast. Zoals er in een oud woord als meedogen meer gaat dan in een nieuw. Vroeger was er alleen haast
om te hebben wat je had, elke keer weer. Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen. Er is meer om van te houden. Er zijn meer manieren om dat te doen.
Zelfs niets doen is er daar één van. Gewoon bij mekaar zitten met een boek. Of niet bij mekaar, in 't cafè om de hoek.
Of mekaar een paar dagen niet zien en mekaar missen. Maar altijd mekaar, nu toch al bijna zeven jaar.
Ik heb je uit de modder opgeraapt, als n klein verloren diertje. Je was geschramd en geschaafd, je hoest was onbedaarlijk, en ook je vleugeltjes waren verwoest: waarlijk, ellendiger kon je r niet aan toe zijn.
Ik heb toen, om je niet te verontrusten twee van je soortgenootjes aangehouden, even git- zwart en verward van haar als jij, en voorzien van bit, leidsels en zeel, zo zijn we opgetrokken. Ik suste
je voortdurend, terwijl je in t karretje lag. aan niets had ik schuld, want: niemand zag
die bult op de weg, hij lag volstrekt verhuld in de schaduw en toch: je hebt me ontzettend gekuld:
als n bezetene kwam je uit je karretje gevlogen, je hebt me geranseld, bespuugd, bespogen!
Uit: Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin,1974
AUTEUR : HANS WARREN uit : 't Zelve anders' , 1975
.
Landelijke herfst
Wie niet, als wij, in het donkerst Europa van deze eeuw, toen er geen enkele uitkomst meer leek, jong zijn geweest, en hebben liefgehad, zullen nooit beseffen
hoe wij ons klampten aan het klein geluk, een sonnet, een spoortje van weelde, wat druiven in een kristallen coupe, die scheurde bij het overtrekken van bommenwerpers.
We wisten het waarachtig wel, we zagen de dood dagelijks in vele vormen aan. Of we ooit een toekomst zouden hebben werd, gezien onze positie, steeds twijfelachtiger.
Mogelijk was de herfst daarom het verscheurendst: alles ging dood en we hadden nog niet geleefd.
Zoveel liefde en Zoveel pijn Zoveel moeite om bij elkaar te zijn Zoveel twijfels Zoveel pech Zoveel te zeggen maar Zo ver weg Zoveel haat terwijl je wel van me houdt Zoveel warmte en toch ijskoud
mn vrouw vertrok en een illusie lichter moest ik dan toch geloven aan een baan een dame keek mij wenkbrauwfronsend aan en sprak met droeve klank: u bent dus dichter
vervolgens vroeg zij streng en veel gerichter of ik wellicht ook écht werk had gedaan met onverbloemde trots zei ik spontaan: ik ben ook filosoof en vredestichter
ze zuchtte en ze zweeg een hele poos maar pakte toen wat voorbedrukte bladen gegaap liet mijn gedachten simpel raden: het is al laat, straks wordt de barman boos
ze stopte de papieren in een lade waarop in klare taal stond: HOPELOOS