Een lekker briesje, wuivend riet en niemand in de buurt, die mij hier ziet. De waterval klatert, heel sereen, ik zit in de tuin, hoef nergens heen. Vlak over het water vliegt een libel, de vissen zijn bezig met hun liefdesspel. Een hommel haalt stuifmeel uit een bloem, ik hoor in de verte nog meer gezoem. Boven mijn hoofd zit een nest jonge mezen en ik zit lekker mijn krantje te lezen. Wat hoor ik nu, een kwettergeluid, och kijk toch eens, ze vliegen uit. Ze zitten met z'n drieën in de goot en schrikken zich nu waarschijnlijk dood. Ze kunnen nog niet goed op hun pootjes staan en moeten zo dadelijk vliegen gaan. Blij, dat ik dit mee mocht beleven, wens ik ze een heel gelukkig leven
|