Het officiƫle dodental nam de eerste dagen hand over hand toe, en had op 1 juni de 6200 overschreden. Het Rode Kruis verwacht dat er nog honderden, misschien zelfs duizenden doden onder het puin liggen. Verder zijn er duizenden mensen, waaronder veel kinderen, gewond geraakt.
De meeste slachtoffers, mogelijk rond de 90 procent ervan, zijn gevallen in de regio Bantul, die ten zuiden van Jogjakarta ligt; daar zijn bijna alle huizen ingestort. Verder is
Klaten, ten oosten van Jogjakarta, zwaar getroffen.
De ziekenhuizen in en rond Jogjakarta kunnen de grote hoeveelheid slachtoffers niet verwerken. Het ziekenhuis dat zich het dichtst bij het epicentrum van de beving bevindt, is het Muhammadiyah-Ziekenhuis van Bantul.
Ook Jogjakarta kent een aantal ziekenhuizen, waarvan enkele voor Indonesische begrippen goed zijn geoutilleerd. De toestroom van slachtoffers was de eerste dagen echter zo groot dat verpleging tot op de parkeerplaatsen moest plaatsvinden. Sommigen werden zelfs afgewezen, omdat hun letsel niet zwaar genoeg was.
De overlevenden ontbreekt het aan bijna alles. Zij moeten vaak de wacht houden bij hun (deels) ingestorte huizen, omdat anders dieven zich van de achtergebleven eigendommen meester kunnen maken. Overnachten is echter niet mogelijk in die huizen, maar moet in de buitenlucht gebeuren.
Daar is het onaagenaam toeven doordat er vrij zware regens zijn losgebarsten. Sommigen hebben tenten weten te bemachtigen, velen doen het met plastic of minder.
In Bantul hebben overvallers zich van ambulancemateriaal meester gemaakt, en zij beroven huizen onder het mom van hulpverlening.
In de stad Jogjakarta zelf ontstaat gebrek aan voedsel; vele winkels zijn gesloten of bestaan niet meer, en lange tochten worden ondernomen om aan het noodzakelijkste te komen.
Wachten op benzine...
Een complicatie is dat de prijzen van benzine, van voedingsmiddelen en van andere waren exponentieel zijn gestegen: naar verluidt, is benzine tien maal zo duur geworden als gewoonlijk, voedsel vier tot vijf maal.
|