If I walk down this hallway, tonight, It's too quiet, So I Pad through the dark And call you on the phone Push your old numbers And let your house ring Til I wake you ghost.
Let him walk down your hallway It's not this quiet Slide down your receiver Sprint across the wire Follow my number Slide into my hand.
It's the blaze across my nightgown It's the phone's ring.
I think last night You were driving circles around me.
I can't drink this coffee Til I put you in my closet Let him shoot me down Let him call me off I take it from his whisper You're not that tough.
Aanrader! Zoeken op Youtube: Kristin Hersh - Your Ghost (Official Video)
Een vrouw van 95 jaar zit op haar veranda als er een goede fee op haar neerdaalt en tegen haar zegt dat ze 2 wensen mag doen. De oude dame bedenkt zich geen moment en zegt dat ze graag weer 20 jaar wil zijn. "POEF", daar staat ze weer als een mooie jonge blom. De tweede wens is wat moeilijker, tot haar oude kater er aan komt lopen en haar kopjes geeft. Ze zegt tegen de fee dat ze als tweede wens wil dat haar oude kater een mooie jonge man zal worden. "POEF", daar staat ineens een mooie jonge vent die haar in de armen neemt en haar in haar oor fluistert: "Had je me nou maar niet laten castreren!"
Twee jagers stappen in het bos, een van hen zakt echter plots in elkaar. Hij lijkt niet meer te ademen, zijn ogen staan glazig. De andere kerel haalt zijn telefoon boven en belt naar de hulpdiensten. “Mijn vriend is dood! Wat kan ik doen?”, brengt hij uit. “Kalmeer, ik kan helpen. We moeten eerst zeker weten of hij dood is”, antwoordt de telefonist. Na een korte stilte is er een schot te horen. De jager keert terug aan de telefoon. “Oké, en wat nu?”
Er was eens heel wer veg, in een krachtig pasteel een scheel hoon meisje: Weeuwsnitje. Maar Weeuwsnitje had een miefstoeder. De moze biefstoeder van Weeuwsnitje.
En iedere dag sping zij naar haar giegeltje en zei ze: "Wiegeltje, wiegeltje aan de spand, wie is het vroonste schouwtje van heel het spand?" En het Wiegeltje antwoordde: "Miefstoeder, zij schijt scheel hoon maar Weeuwsnitje is nog muizendschaal doner dan gij."
En toen werd zij kweel haad. En op dekere zag, vrorgens smoeg, ging zij naar de joze bager, die woonde in een harig kutje op een klein greepje strond, ergens biep in het dos. Ze popte aan het kloortje. Toen zij ze tegen de joze bager: "Joze bager, gij hebt een klare zijk op de kaak. Gij moet Weeuwsnitje nidkappen."
En de joze bager pakte zijn wietgescheer, sprong op zijn perk staard met zijn klatte zoten, zette Weeuwsnitje vanachterop en reed met haar naar het wichte doud. Daar smeet hij haar in het wuikgestras. Het zat er vol woute stolven.
En toen kwamen daar uit het heupelkrout de zweven dergjes. Zij zat te schruilen van de hik! Ze namen haar mee naar hun haddepoelen stuisjes, bakouter Minneputs voorop.
Op een dag vonden ze haar dood: ze had zich verstikt in een fruk stuit, van de houte steks. Ze legden haar in een kazen glist en weenden tritere bananen.
Toen kwam daar de prone schins, op zijn pimmelzaard gescheten. Hij zag Weeuwsnitje liggen en werd natuurlijk zapelstot op haar. Hij streek de kak in haar ogen en muste haar op de kond. Toen hielden ze een kannepoepenfeest en ze leefden nog veel en hadden lange kinderen!