6 mythes rond overgewicht uitgelegd
Over overgewicht doen veel weetjes maar ook veel mythes de ronde. Dit zijn de vijf meest voorkomende:
MYTHE 1: Je moet vermageren als je BMI te hoog is De
body mass index of BMI is een goed beginpunt om te bepalen of je te
veel weegt of niet. Een van de voordelen is dat het gewicht relateert
aan je lengte.
Maar deze maat is niet perfect. Een BMI houdt
geen rekening met je fitheid, je botstructuur of waar je extra gewicht
vandaan komt: spieren of McDonalds. Spieren wegen immers zwaarder dan
vet en wie erg gespierd is kan volgens zijn BMI (te) veel wegen, en
toch amper vet bezitten. Nuance door een doktersbezoek is dus nodig.
MYTHE 2: Extra kilo's zijn altijd slecht nieuws Ook
hier weer een paradox: elke kilo te veel is slecht voor je gezondheid,
maar mensen met licht overgewicht (BMI tussen 25 en 30) lijken net
sterker te zijn en overleven vaker een hartoperatie. Ze zouden ook
minder kans hebben om te sterven aan ademhalingsziektes, alzheimer,
leveraandoeningen en andere ziektes.
MYTHE 3: Vermageren is altijd goed Zelfs
maar een klein beetje vermageren, heeft meteen een positief effect op
je lichaam. Toch is vermageren niet altijd goed: jojo'en (waarbij je
afvalt en even snel weer bijkomt) zet net een grotere druk op je hart,
verstoort je metabolisme en veroorzaakt galstenen. Traag maar zeker
afvallen door belangrijke veranderingen in je levensstijl is dus zeker
beter dan een crashdieet.
Ook eetstoornissen als anorexia en
boulemie kunnen leiden tot hartritmestoornissen en elektrolytische
onevenwichten. Ook je tanden kunnen zwaar aangetast raken van het
maagzuur in braaksel. "Beter vijf kilo overgewicht dan continu afvallen
en weer bijkomen", klinkt het.
MYTHE 4: Slank is gezond Het
lijkt alsof slanke mensen zich geen zorgen moeten maken, maar niets is
minder waar. Er zijn ook mensen zonder overgewicht die desondanks geen
groenten of fruit eten, of roken als een ketter. Ook kan hun vetgehalte
veel te hoog zijn. Intern vet verhoogt de kans op hartziekten, diabetes
en kanker.
Een op vijf mensen die aan type 2-diabetes lijkt is
slank. Zij krijgen de ziekte door hun genen, niet door te veel te eten
en te weinig te bewegen. Wie slank is en rookt, heeft meer kans op
long- en hart ziekten. Bovendien heeft een kwart van de slanke mensen
minstens twee metabolische factoren met te hoge waarden, zoals
bloeddruk, bloedsuikerspiegel of triglyceriden.
MYTHE 5: Alle vet is slecht Niet
dus. Er bestaan verschillende soorten vet, waardoor mensen die even
groot en even dik toch niet even gezond kunnen zijn. Vet aan de buik en
taille is bijvoorbeeld gevaarlijker dan vet aan de heupen, kont en
billen. Buikvet wordt onder andere gelinkt aan erectiestoonissen,
Alzheimer en diabetes.
Ook wie vet opslaat in de lever is
ongezonder dan wie dat niet doet. Het enige probleem hier mee is dat
dit moeilijk te ontdekken valt. Over het algemeen kan je stellen dat
vet slecht is voor iedereen, alleen is het voor sommigen slechter dan
voor anderen.
MYTHE 6: Vet en fit, dat bestaat niet Hier
bestaat nog geen duidelijkheid over, ondanks alle nuances over gewicht
en vet die we hierboven hebben gemaakt. De mate van overwicht speelt
hier duidelijk een rol. Wie licht overgewicht heeft en een actief leven
heeft, zal wel fitter zijn en minder vaak een hoge cholesterol of
hartziekte hebben. Hoe gezonder en actiever je leeft, hoe minder de
negatieve effecten van het overgewicht.
Ook fitheid is niet
duidelijk omschreven. Veel is afhankelijk van hoe snel je hartslag
terug normaal wordt. Hoe sneller het herstelt van de inspanning hoe
beter. Dus zelfs als je niet meer afvalt, kan je maar beter blijven
sporten: je doet er je hart en je longen een plezier mee.
|