"Gent gebouwd op mesthoop en afvalkuil"
De St. Niklaaskerk en het Belfort
De eerste grote stadsuitbreiding in Gent, richting Botermarkt en
Hoogpoort, gebeurde vanaf de elfde eeuw op een erf waar zand werd
gewonnen en afval en mest werd gestort. Dat blijkt uit de eerste
resultaten van het archeologisch onderzoek op de Botermarkt, pal voor
het stadhuis.
De vroegere "Plaetse", die in het begin van de 14de eeuw als het
officiƫle centrum van de laatmiddeleeuwse stad werd aangelegd en door
het belfort en schepenhuis werd afgebakend, was de eeuwen daarvoor het
erf van een luxueuze patriciƫrswoning.
Rond
de elfde eeuw breidde de stad voor het eerst uit van het Geraard de
Duivelsteen richting Hoogpoort, Korte Ridderstraat en de Korenmarkt. "We
hadden eigenlijk geen informatie over wat er op die plaats te vinden
zou zijn, maar dat blijkt dus het erf van een woning geweest te zijn",
aldus stadsarcheoloog Geert Vermeiren.
De
archeologen groeven zandwinningskuilen op, waarbij het natuurlijk
aanwezige zand gebruikt werd in de bouwactiviteit. "Daarnaast ontdekten
we afvalputten met etensresten en slachtafval, ceramiek, lederresten en
mestkuilen."
Het eerste schepenhuis werd in de jaren 1320
gebouwd en maakte omstreeks 1600 plaats voor de monumentale
renaissance-architectuur van het huidige stadhuis.
|