+ Poëzie.
Liefde, het gif van onze dagen. Rennen met een menigte bedrieglijke dromen. Verbrand mijn hart niet. Vuur van pijnlijke verlangens. Vlieg, geesten, Cupido, ik ben niet de jouwe, geef me plezier, geef me mijn vrede. Gooi een van mij op een ongevoelige manier. Of laat me weer hopen op de vleugels Laat me in slaap vallen en in pijnlijke ketenen, Dromen over de zoete vrijheid.
Ik hou van de uitbundige verwelking van de natuur, in purper en vergulde bossen, in hun passage van windgeruis en een frisse adem, en waas golvende bedekte de hemelen, en een zeldzame zonnestraal, en de eerste vorst, en verre grijze winter bedreiging.
Je stem is als een karmozijnrode belsignaal. Nee, ik heb het nog nooit gehoord. In de ochtend herinner ik me een droom, hoe we samen op de daken liepen heen en weer.
Daar verlichtte de maan de weg voor ons, de sterren schenen met kraaltjes aan de hemel. En alles in de wereld vergetend, samen hebben we als kinderen op dat moment gedobbeld en gespeeld.
De zon kwam op en de schaduwen gingen liggen. Alles in de wereld in delen verdelen. We konden het niet, we konden het vluchtige geluk niet vasthouden.
Je verdween met het aanbreken van de dageraad. Je verdween, alles was een visioen. De nachtegalen worden meegenomen naar de verte, met een liedje dat op het onze leek.
Het haar is lang grijs geweest, maar er is geen zaad in de grond gegooid. Ik ben alleen. Kunnen jij en jij alleen zijn? Als een lawine passeert de tijd na die tijd.
Verlovingsring zal niet worden, niet fluisteren aan mijn oor genegenheid. Al vele jaren heb ik je gezicht gezien, Als een visioen van een prachtig sprookje.
|