+Poëzie .
De eenentwintigste. Night. Maandag. Hoofdlijnen van de hoofdstad in de mist.
Wat liefde is op aarde.En van luiheid of verveling. Allen hebben geloofd en leven.
ze wachten op bezoeken, zijn bang om te scheiden en liefdesliedjes zingen.
Maar het mysterie wordt aan anderen geopenbaard, en stilte heerst over hen.
ik kwam toevallig tot dit en sindsdien lijkt alles ziek te zijn.
Ik wil dat mijn handen me vasthouden, ik wil dat je hoort: "Ik ben alleen van jou." Praten over liefde, in de regen, bij het vuur, ik wil dat je weet dat jouw ik de jouwe is. Ik wil dat je er bent, altijd met mij, laten we wensen dat het leven ons paradijs is. Vonken van gelach in de ogen, eenstap in de richting van, in de handen. Laat tenminste op de vleugels van de dure vleugel. Ik wil bij je zijn en dag en nacht. Meng je leven met een gek vuur. Schreeuw rivieren om in je stem te horen. Over wat ik zwijg? in mijn stilte. Ik wil dat je voorzichtig draai de kant, ik wens u een lieve kus, kus. Ja honing bedwelmende borst pour. Ik zou willen dat het mogelijk was, in plaats daarvan, het is onmogelijk.Ik wil dat je begrijpt, voor altijd ben jij de mijne. Geluk is een stil dier en dat is bijna handmatig. Bij zonsopgang, bij zonsondergang,'s middags hitte. Uitgeput, zie je, zelfs een rijm.
|