+ Poëzie
Ik zegen je ... Waar ik me beter voelde onder de sluier van takken, daar was het gemakkelijker om te fluisteren over mijn vreugde. Ik herinner me dat in de rust van het tuinhuisje, waar het geluid van de radio nauwelijks klonk. Let op mijn woorden van liefde. En zodra de maan schigtig scheen. Gezicht verdronken tussen wolken, ze nederig en bescheiden dekmantel voor de schittering van hun leerlingen. De korte schemering, de geur van lelies en vochtige marmeren bank. In de zoete uur van gezegende, al mijn verlangen. Ik zal nooit vergeten, zoals klimop groen mijn hete wangen aangeraakt. Als onze zoete gekreun overhaast wind door de bladeren. Ik vergeet niet hoe zachtaardig, dichtbij. We liepen terug tussen de donkere limoenen, durfden geen blik te verwisselen, beschaamd van stappen om het kraken te verbreken. Terugkeren naar de muziek en dansen, waar de lichten flitsten, waarom blozen we op ons gezicht? We wisten het alleen. En, opnieuw cirkelend in het plezier van de radio. Makkelijk als een geest, als een droom. Zij alleen begreep, welke duisternis blijft me vertellen.
|