+ Poëzie.
De hele dag vliegen er vlokken natte sneeuw. En hoe zit het met ons in de wereld? En wat willen we zelf van de wereld? En waar vliegen we door dikke vlokken? Waar wachten ze ons op en waar zwaaien ze met hun handen? Sneeuwvlokken vliegen over het pad, over de rivier. Waar is de limiet? Waar is rust, vrede en comfort? Vlokken natte sneeuw scharrelen en rennen weg.
Het thuisland is een huis met ramen, een binnenplaats,
een berkenbruid met oorringen, een oud vogelhuisje op een lange paal,
een pap in een gietijzeren pot op het fornuis. Homeland een veld in sproeten
sproeten, in de kust een golf, afbrokkelend met lammeren, boot, badhuis
aan het water en op het zand van de benen van kinderen sporen.
Homeland winter dennen met vergrijzing, morning mist met stortbuien
in de herfst, zomer witte nachten in de dauw, takje wilgen
in de lente schoonheid. Vaderland, ik weet dat dit de naam is van alles
dat mijn ziel sinds zijn jeugd heeft aangeraakt.
Een zachtaardig gevoel, zal mijn kinderen geven zoals ik kan ...
Ze groeide op buiten de verre bergen. De woestijn was het geboorteland.
Niemand van jullie met brandende ogen. Hoe ze volwassen werd,
ze groeide alleen. En alleen het gezicht van de onsterfelijke ster.
Die dag keek ze naar de maagdelijke bloei. En, nat gras, het rees
tot hem. Ze bewaarde een geheim spoor in zichzelf. En ze ging dood,
verlangend en verlangend. Niemand van jullie zag dit stof.
Plotseling bloeide het op in azuurblauwe triomf, op een andere afstand
en in onaardse bergen. En nu is alles bedekt met sneeuw.
Het bloeide voorbij de verre bergen, het stroomt in een reeks
andere hemellichten.
Ik droomde ... De oude tuin. Vernietigd Nauwelijks stond de oude reling op en de zachte schaduw van de bomen drong van alle kanten op hem neer. En jij en ik samen in de lente stilte. Een onvrijwillige affiniteit in verlegenheid gebracht, stil. Hoe de nachtegaal zong voor ons, hoe de sterren flikkerden naar ons.
Ik droomde.
Lang geleden of misschien ook niet ...
Geloof in jezelf en sta op van je knieën, kijk omhoog, laat je schouders
recht komen. Het was geen leven. Je kunt je bestemming niet verpesten.
Je bent geen slaaf, je bent niet tewerkgesteld om te dienen. Wees blij,
gelukkig is jouw deel. Je zou niet je hele leven in de gevangenis moeten leven.
Er is geen waarheid in het feit dat dit Gods wil is. Je weet dat alles nu in
jouw handen ligt, en wat je ook wilt, het zal zo zijn. Je zult je boeien in
het stof breken. Zelfs als mensen je veroordelen. Dump de last van problemen,
van hen ver weg, en laat het in gedachten het alleen voor altijd leven.
je bent een vrouw, verheerlijkt in eeuwen, en voor iemand,
de beste van de vrouw.
Ga de tuin in. Als het weer helder is. Hoe schuw verdorde augustus. Ik lost koraal cornelian op, en amber meidoorn loom. Deze bes een appel. Zoals een gekruld kruis is mooi. Binnenkort zal de herfst worden gedekt door een warme slaaptuin, geïrrigeerd regenen. En voor nu de groene rondom. En boven de serene blauw. En de esdoorn van schilderachtige bladeren. Zoals olijfbladeren peren. Hoe uitnodigend hun fruit hangt. Dit najaar zal je niet vergeten.Ga de tuin in.
Zij hield van, en zondigde, zij vergiste zich zo vaak. Als een pony verpletterde ze de gemeten voorraad. Vaak branden de vleugels in bedrieglijke lichten, leugens om waarheid, en sluwheid voor liefde, voor rekeningen die alles met een volle maat hadden betaald. Laat ze maar. Van wat in het leven was, zal ik niet verwerpen ...
|