Verdriet kroop omhoog met die vreselijke wolk.
regent, je tranen stromen. Je morst ze met een
ontvlambare stroom. Je gaat over verloren liefde.
Glans en schittering veranderden het slechte weer.
Herfst verpestte al onze bloemen.
Waar is je eerste, heldere geluk?
Waar zijn de jonge dromen?
Huil, en ween, en wees bedroefd en weeklaag.
Maar laat de lippen van de mond niet spreken.
Met geloof uit de duisternis streef je naar licht,
de last van het opheffen van het kruis.
Blazende winter. En bloemen en uitstraling.
Met een jonge lente zul je het weer zien.
Geloof in de komende vreugde van een ontmoeting.
Geloof dat de liefde weer zal opstaan.
|