27
Lente, lente! Hoe de lucht puur is. Hoe duidelijk zacht de lucht. Lente, lente! Hoe hoog, op de vleugels van de wind, strelend naar de zonnestralen, vliegen de wolken. Stromen schijnen! Brullend, de rivier draagt op de triomfantelijke bergkam. Het ijs dat ermee wordt opgewekt. Maar de boom is kaal, in het oude bosblad, zoals eerder onder mijn voet en het zoemende en geurige. Onder de zon, de eerste bloemen bloeien. En onder de heldere hemel. Onzichtbare vogels zingen, een gelukkig lied in de lente. Wat is er mis met haar? Wat is er mis met mijn hart? Met een stroom is het een stroom en een vogel met een vogel. Ze komen elk jaar terug. Vliegt met hen mee in de lucht. En zing hoe vrolijk de lente is.
|