Poëzie 35
Ik heb het kerkhof bezocht, vriend van moeilijke, moeilijke dagen. En je beeld is helderder en zuiverder, het is geschilderd in mijn hart. Soms, lijdend door lijden.Handvest en lichaam en hart, onder het juk van stille verveling ontmoette ik droevig met jou. Noch lachen noch spreken je vrolijkheid. Verdrijf niet de donkere ondergang, ze hebben mijn zware zieke, en geïrriteerde geest woedend gemaakt. Ik dacht, er is geen gevoel van medeleven in mijn hart voor mijn ziel, en verdriet in de diepte van mijn hart duurde langer en sterker. Helaas, de tijd is onherroepelijk.In fouten is de jeugd niet vrij, zonder tranen is haar verdriet niet duidelijk, zonder gelach, is vreugde niet zichtbaar. Je bent dood. Gelaten tot donder. Ik kende geen andere vrouw, ik zag elke minuut tranen. Vaak herinnerde ik me je lachen. Nu dierbaar voor mij mijn lieverd. Die droevige dagen voorbijgegaan. Hoeveel tederheid en kracht van het hart zij noemden. Ik ben koppig van verwijt en verlangen: "Waarom waardeerde ik toen niet?" Ik zal het vergeten, je staat voor me permanent in levend en jong. Je ogen glanzen, je haar krul krullen, je zegt: "Wees vrolijker!" En je sonore lach wordt aan pijnlijkere tranen in mijn hart gegeven.
|