Het is winter. Wind klopt met zijn vleugels in slaperige huizen. Blossom pleinen, parken. Sneeuwwitje. En vorkenbogen boven het bospad.
Er brak een sneeuwstorm uit, niet tegen de tijd van sneeuw en sneeuwstorm. Zoals vreemden nu, de hele week zijn we voor elkaar. Oproepen zijn minder frequent geworden. Geen liefde. Wat scheur je mijn hart? Ben je gegaan? Ga weg. Je hebt zo'n vreemde mij niet nodig. Hoe wilde houden van. Deze wederzijdse sterk. Dat is alles. Het spijt me. Ik bleef gebroken tak. Er brak een sneeuwstorm uit, niet tegen de tijd van sneeuw en sneeuwstorm. Maar alsjeblieft, geloof. We zullen elkaar ontmoeten.
|