Ah, wie houdt niet van de eerste sneeuw. In de bevroren rivierbeddingen van stille rivieren. In de velden, in de dorpen en in het bos. Enigszins zoemend in de wind.
Laat me geen noodzaak worden. Wees niet wennen aan mij. Kom op leven. We genieten van tijd met de naam leven. Niet wennen. omdat alles op een dag zal eindigen. verveeld raken en de goden lastig vallen. Ze zullen het beu zijn om de profetieën te
maken die op ons zijn geïnspireerd. Laat me geen lucht worden, laat me geen water van het leven worden. Er zal een moment komen waarop onze wereld met een slordige slag zal instorten met een ongeremde golf. Niet wennen, het paradijs zal overstroomd worden. Niet genoeg lucht. Niet wennen aan.
|