Sneeuwval is een ramp voor ons. De hele dag krabt de
krabber. De hele dag veegt de bezem. Honderd vlokken
zijn naar mij afgedaald, en de weg is weer wit.
Sneeuw! Sneeuw! Sneeuw!
In deze sterrenloze bodemloze hoogte zijn onze opvattingen verward, en onze gedachten zijn verweven met het zachte gefluister van een sterrenval. En de ziel vliegt gevleugeld. Zodat, na ontmoet te hebben, niet om te scheiden. Mijn hart klopt, luister. Je hart klopt, met geluk. Dat zinkt niet in de diepten van de ruimte. Ons gebraad is 'onmogelijk' en in woorden, zowel eenvoudig als warm, zijn we kalm en voorzichtig zo hardop. Maar als alles op een blad met een gekke lijn ligt dan vertrek ik met een vogel, dan ben je bij mij precies. En ik hoor je tot in de eeuwigheid en ruzie niet al met het lot. Ik ben dol op mijn liefde Heaven-ster naaien boven je ...
|