+ Poëzie.
Winter-winter kwam, paarden gebruikten de slee, voerden het pad uit. Gegooid ijs op de rivier, vastgebonden met de kust. Geketend aan de grond. Kleine jongens en ja, schattige meisjes.Op een slee ging ik zitten. Ja, ik rolde van de berg.
Pak het hart en laat het los. Ik kijk uit het raam in een andere hoek. En wanneer de golven van verdriet bedekt zijn, zal ik mijn voorhoofd tegen het koude glas duwen. En zelfs al heb ik er niet veel nodig, tussen al diegenen die mij aardig vinden, ik voel de januari kilte niet, ik ben licht in het koele halflicht.
|