+Poëzie.
Blauwe buitenwijken heuvels. In de lucht een beetje warm stof en teer. Ik slaap de hele dag, ik lach de hele dag, ik moet herstellen van de winter.
Ik ga misschien stiller naar huis, ongeschreven gedichten geen medelijden. Kloppende wielen en geroosterde amandelen Ik ben kostbaarder dan alle kwatrijnen.
Ga naar charms is leeg, omdat het hart te vol is. Mijn dagen zijn alskleine golven, waarop ik vanaf de brug kijk. Iemands blikken zijn te zacht.
In de zachte, nauwelijks verwarmde lucht. Ik word al ziek in de zomer, Nauwelijks hersteld van de winter.
Vergeef me, moeder, voor een onbeschoft woord, voor domheid, voor onbeschaamdheid, voor onbeschoftheid, vergeef. Vergeef me, ik herhaal opnieuw en opnieuw, vergeef en laat al mijn zonden vrij gaan. Ik werd een volwassene, ik begrijp alles, ik ben klaar om je tranen te huilen. Ogen weer in de lucht gaan omhoog, knuffelen en knuffelen. Vergeef me, moeder, voor een laat geweten. Vergeef me voor het koude woord en gebaar. Voor de sneeuwwinters, voor het lange verhaal. Voor de regen op het verkeerde moment, en voor het protest. Vergeef me dat ik dit niet eerder durfde te zeggen. Vergeef me dat ik dit nu allemaal zeg. Ik hou heel veel van je, gek, zonder valsheid. Uw imago voor altijd in mijn hart zal redden. Jij, mijn moeder, bent altijd jongen er is geen moeder in de wereld die nog beter is. Ik weet het, vergeef ons, kinderen, jij, schelden, en we zullen de open deur zeker niet sluiten.
|