+Poëzie.
Herfst, roodharige meid, ben je hard aan het lachen? Afgebrokkeld van rinkelende bladeren zijn geel met esdoorn. Ik weet dat je je ergens schuilhoudt en de kleuren van de zomer uitwist. Wandel overal onzichtbaar, bos wikkelt zich in een waas. Gemberkameel op een heuvel. Isoleer de dierenmink. Het rode blad onder de espen. Alle verstrengelde spinnenwebben, en berkentakken. Neer gooien me munten. Ik bewonder de schoonheid. Regenregen goud! En het gebladerte vliegt in achtervolging, de roodharige meid volgend.
Houd geen beledigingen onder je hart. Laat me los vergeef. Er is een oud middel tegen bitterheid je wilt geluk voorde overtreders.
Alles komt terug in dit leven. Woede, haat, tranen, verdriet. Maar betaal met een speciale munt. Blijf geenwrok achter je schouders.
Woede zal afkoelen. Ruzie zal vergeten worden. Vernietig vriendelijkheid niet met cynisme. Je bent geen wilde bende, zorg voor het goed een sluit!
Zet kaarsen voor de gezondheid in de kerk, bid voor iedereen tot ziens. Zodat je leven in pijn niet vervaagt je wenst je vijanden geluk.
|