Naar mijn gedichten, zo vroeg geschreven. Wat ik niet wist dat ik een dichter ben. Losbreken als een straal van een fontein. Als vonken van raketten.
Barstend als kleine duivels. In het heiligdom, waar slaap en wierook. Mijn gedichten over jeugd en dood. Ongelezen gedichten.
Verspreid in het stof van winkelen. Waar niemand heeft gegeten en niet neemt. zullen mijn gedichten, zoals kostbare wijnen, op haar beurt komen.
Mensen verliezen hun geheugen als paraplu's in de metro. Wat belangrijk is gisteren is lang vergeten. Bij het doodskarnaval is het eerste masker een leugen: zelfs na het doden, lachend, zul je de herinnering niet teruggeven. Lege enveloppen worden naar de witte ogen van de geadresseerde gestuurd . Dit zijn geheugenverlies. Kom niet terug Iemands woorden zijn grappig. Lippen besmeurd met kersen. "Wees gelukkig," zei de almachtige. Maar de herinnering veranderde in een grijze, kale steen. 'S Nachts is de metro gesloten, net als de luiken in een rokerige slaapkamer.
|