Poëzie 2
Bel en de eieren op het gerecht. Joy heeft het hart verwarmd. Wat is stralender, vertel me, mensen, Pasen in april? Het gras streelt de stralen, brandt uit, van de straat. Ik dwaal rustig van de veranda naar de schuur, ik meet de planken. In de lucht, als een gloed, een lentedag. Golven van de Pasen rinkelen. Hier huilden onze buren zo bitter. Het geluid van een grammofoon, Ze echoden eindeloos en treurig. Het geluid van harmonischen uit de keuken. Er was veel, ah, veel was. Het verleden, instorten. Nee, de eieren op het gerecht zullen ook niet helpen. Het is laat. De stralen verbranden. Wat is meer vertel me, mensen, hopeloos, Pasen in april?
Ik hou niet van je ironie. Laat haar achterhaald en niet leven, en we zijn bij je, zo sterk geliefd, nog steeds de rest van het gevoel te bewaren. Het is te vroeg voor ons om er te genieten. Toch schuchter en voorzichtig. Datum u wilt verlengen, is nog steeds woedt in mij opstandig. Jaloers angst en dromen. Haast je niet de onvermijdelijke ontknoping. En zonder dat is het niet ver, we koken harder, onze laatste dorst is vol, maar in het hart is geheime koude en melancholie. Dus in de herfst is de rivier turbulenter, maar de koudere golven woeden.
|