Als ik alleen maar naar je kijk, bedankt voor je lot.
Als je hand in mijn hand zit, dan is alles ergens ver weg.
Als ik op je wang leun, ik ben nergens bang voor.
Wanneer ik je haar streel, dan stopt het hart in liefde.
Als ik in gelukkige ogen kijk, dan op mijn tranen van tederheid.
Zoals wat ik voel navertellen?Je bent mijn vrouw, zus, vriendin, moeder.
Er zijn geen perfecte woorden, dat kan mijn liefde overbrengen.
En omdat je naast me bent. Ik ben aardig, ik ben goed, ik leef.
Dit couplet is ouderwets, huiselijk. En te simpel maar oprecht en puur.
Met een heldere glimlach kijk ik je aan,
en het leven dat we samen zijn, dank ik je.
De lente is waarschijnlijk gehaast. Neergestreken wegen en paden. En in het land van water stilletjes gelekt. En op de wangen sneeuwvlokken, als tranen. Ik adem de lentelucht in en adem de koele plas in. En ik mis echt iets. Jij? Lente? Wat heb ik nog meer nodig? Mijn voeten zijn nat geworden, maar ik dwaal langzaam af, ik wil vandaag niet naar huis. De hond ging mee, dat is grappig. Of misschien niet grappig, maar hongerig. Wel, kom, wees niet bang, fuck up, hier is een vers brood en een stuk worst. Niemand zal wegnemen, rustig barsten. En onder het raam blaf niet vanavond. Ik ben in de duisternis en stilte van de rilling. Ik zal mezelf kunnen opwarmen met herinnering. Uit eenzaamheid, soms zo ziekelijk, ken je deze toestand. En kijk niet in mijn ziel met de juiste blik, ik heb niets om aan pijn gehecht te zijn. Laten we scheiden, geloven, het is dus noodzakelijk. Laat het bitter zijn, maar zal nog steeds. De hond leek te begrijpen, ging vermoeid, verduisterd weg, en de ramen verlichtten in de huizen. Oh, hoe weinig heeft een man nodig. Een gelukkige droom in een mand met berkenbast. In de lentedromen zijn mysterieus, wreed en het hart is rusteloos, zelfs 's nachts. Ik adem diep in de lucht, sappig, ik ben gelukkig. En het doet helemaal geen pijn.
|