Poëzie 2
De winter heeft geen haast om ons te verlaten, en wat kan ze alleen geven? Misschien krijgen we haar nog vele, vele jaren. Nemen we ook de trein naar Afrika? En ze zal haar voet stampen en zeggen: "Wel, wel! Ik ga nergens van je weg. Ik zal voor iedereen de wegen passeren, ik zal sneeuw krabben. Dan vertrek ik zonder ticket. Maar bijna onmiddellijk, na de zomer te hebben verdreven, zal ik je opnieuw bezoeken. En vergeet niet om thee te drinken. Hier ben ik! De jonkvrouw is een schoonheid! "
Er is een witte lucht, er zijn witte bergen. Er zijn witte straten van de Witte Stad. Er zijn witte sparren. Er zijn witte esdoorns. Er zijn witte bladeren Op de kronen van de kraai. Er zijn witte eekhoorns. Op witte takken. Met witte noten. In witte tanden.
|