De herfst komt soepel op de drempel.
Haar prachtig vergulde jurk.
Haar tedere, koele armen.
Een krans van bladeren is heerlijk.
Ze zit stil bij het raam.
En componeert trillende lijnen.
Ze is wijs zonder valsheid, zonder gedoe.
Niet alleen, maar altijd alleen.
Ik hou zoveel van haar mooie gezicht.
Ik hou zoveel van haar magische gefluisten.
Regent haar licht gedempte plof.
En de vogels zeggen vaarwel en angst.
Alles aan haar is duidelijk, dichtbij en vertrouwd.
Maar verrassend in zijn eenvoud.
Drenkt de ziel van vreugde en vrede.
Zijn zalige en zoete vermoeidheid.
|