Ik heb de winter in mijn ziel. Sheeps stapels sneeuw. Eenzaam bevriezen thuis. En fluit buiten een sneeuwstorm. Ik heb een douche in januari. Een beetje ijs kraakt onder mijn voeten. De dag belooft een kalender.Als alleen de zon opkomt. In de tussentijd, in de vooravond duisternis. Alleen ijzige ringen een touwtje, en bloemen op een ruit. Ze verliet me weer. Ah, hoe ik wil schreeuwen: "Ja, vind me snel!" Verdrijf verdriet van de ziel, en red me, en warm. Alleen jij bent ver weg, mijn vriend. En ik heb heel mijn leven op iets gewacht. Zodat ik met de roddels van gekoelde handen de voor zonsopgang zal opwarmen.
|