Ik verzamel druppels geluk op een draad. Ik houd ze in mezelf, probeer mezelf. Ik redde hun leven stiekem en verloor vaak. Soms verlegen, nam ik ze in mijn handen, en druppels door mijn vingers gleed en viel. Zoals op asfalt. In mijn ziel bleef ik een herinnering, een gelukkige zeehond, de zoetste adem, eerder geprobeerd. Als een beloning heb ik de mijne verzameld, ik heb die van iemand anders niet nodig. Inheems, niet gemakkelijk, vrouwelijk geluk. En ik drink het als op mijn heilige communie.
|