Waar in de wortels van bomen mooie wezens leven, dat liefdesliedjes worden gezongen,
daar is het centrum van het universum. Waar mompelt, rinkelt, stroomt, afdaalt langs het pad,
groeit onder de gouden stralen van gras en grassprietje, waar de taal van magische woorden, klinkt in de stilte van bloeiende kronen,
er is een land van wonderen en prachtige dromen, het paradijs. Ze worden geregeerd door elfen, in wiens ogen het maanlicht flikkert,
wiens sterren stemmen horen, die niet mooier zijn. Iedereen in de wereld is sterfelijk, maar de elfen krijgen oneindig leven. En degene die lang oud is. Dat zal voor altijd jong zijn.
|