Vroege herfst. De esdoornbladeren blozen niet, en het gras droogt niet op, maar onder het bladerdak fluistert de groene stille wind de kronen van woorden uit de vroege herfst. Verdorren en vaarwel Ergens dwalend in de verte. Maar winters verre winter. Rustig afscheid fluisteren. Geurt in de zomerbries. Onvermijdelijke gang van zaken. We worden naar het verleden gedragen lot en ontdekkingen, verleden verleden, voorbije wezens, als een stroom herfstwater.
>
|