I Deze tekst werd uitgeschreven op grond van een geluidscassette die Herman Boon pr. insprak naar aanleiding van 20 jaar Chiroheem Meise op 22.4.1979.
Zie de Chirojeugd is hier. Zo klonk het in ons Chirolied. Dat is nu 20 jaar geleden. Ik vergeet het nooit. Het jaar 1959 was ook een jaar om nooit te vergeten. Op 1 mei vierden wij samen voor het eerst Eucharistie in Eversem. Het was een schone dag, dank zij de families Jacobs en Borms en al die andere vrienden daar. Wat ben ik blij en gelukkig, als ik hoor wat jullie daar nu allemaal doen, als ik hoor hoe dat nu leeft. Formidabel!
En in de herfst van het jaar 1959, op 13 september hebben we samen ons Chiroheem in de Krogstraat geopend en monseigneur Schoenmaekers heeft het ingewijd.
Eigenlijk deden alle leiders en leidsters van toen dat al op de vooravond, die zaterdagavond op 12 september, samen met alle verantwoordelijken van alle mogelijke organisaties.
Dezelfde dag dat het heem werd geopend, was het pas rond de middag, dat de tafels en de stoelen werden afgeladen, uit de vrachtwagens van vriend Jan Vits van Tubax, die toen op de Kapellelaan woonde en zijn fabriek had in Vilvoorde. Wat was dat een mooie avond : een eerste keer samen zitten in het heem en samen gelukkig zijn!
Dat we dat samen hebben mogen doen, dat er ruimte was voor de Chiro, dat er ruimte was om meer dan ooit Chiro te zijn en te worden voor de parochie. Maar Chiro was er toen al lang. Het was mijn voorganger priester Verstraeten die onmiddellijk na de tweede wereldoorlog in 1945 met de Chiro gestart is. Chiro Meise, Sint Martinus stond er in de rand van de banier. Wat was dat toen een stevige groep!
Die eerste zondag dat ik celebreerde in Meise, in september 1957 was Frans Keppens mijn misdienaar. Hij die Chiroleider was, samen met de broers Krokaert Alfons, Laurent, Bert en Louis. Dat waren allen grote mensen! En ik die daar kwam, recht uit het seminarie, als jong priester, ik kreeg zo maar, heel de Chiro cadeau.
Het is lang geleden : het was in de herfst van 1957, naar de kermisdagen toe dat ik in Meise aankwam. Ik vond er een prachtige groep onder leiding van Emile Van der Veken. Hij was Frans Keppens opgevolgd Ik weet het nog, dat de jongens huisden in een groot huis dat afgestaan werd door mevrouw Van Gijsel. Het stond waar nu de zijbaan is van de A12, om van Meise naar Strombeek te rijden, aan het domein Drijtoren. Daar waren toen de Chirolokalen. In december verwittigde Jaak Peeters vanuit Brussel dat het huis zou afgebroken worden om de A12 aan te leggen. Dan zijn we begonnen! Als we het huis zelf afbraken, was het materiaal voor ons. Maar dan moest het snel gaan. Zo zijn we opzoek gegaan, samen met pastoor Brams.
In de Krogstraat lag grond van de kerkfabriek, 25 are. En daarop stond een lemen huisje van Jan de mandenmaker en klokkenluider, van de familie Leemans. Het was een mooi lemen huisje. De verantwoordelijken van Bokrijk zijn ernaar komen kijken, om het over te brengen, maar er was al zon specimen. De familie Stallaert en de melkboer hadden op die grond toen nog een stukje veld en we moesten afspraken maken.
Het huis aan de zijbaan van de A12 werd afgebroken. Ik zie nog altijd Frans Heyvaert en Marcel met paard en kar van thuis en al die andere leiders die daaraan gewerkt hebben. Ramen en deuren werden er voorzichtig uitgehaald. En dan zie ik nog die eerste rit om een eerste vracht bakstenen en planken neer te leggen daar waar we ons heem zouden bouwen. Er was geen geld, alleen een grote droom en het vertrouwen van de mensen. Ik vond dat geweldig. Het zou wel gaan. In het Bokrijkhuisje hebben we nog vergaderd met de aspiranten en kerels. Dat was reuze gezellig bij de olielamp. We dachten eerst dat lemen huisje in het modern complex te verwerken. Maar dat ging niet. We hebben het huis dan afgebroken, maar dat was lastig. Het hing prachtig ineen met balken met houten pinnen. Het is wat geweest om dat omver te trekken. Daar heeft mijn goede vriend Fernand Ringoot nog bij geholpen met de vrachtwagen. Wij hebben daar fotos en filmpjes van gemaakt. Ik weet niet of die allemaal nog bestaan?
Ontgoocheld Een feit dat mij is bijgebleven en dat mij, hoe ouder ik werd, meer en meer ergerde is het volgende : In de jaren zestig kwam ik thuis en Herman+ zat in het bureau van wijlen mijn vader, welke architect was, te onderhandelen. Ik werd er bijgeroepen en na een uiteenzetting werd er mij zwijgplicht opgelegd tegenover iedereen (ik hing steeds rond de tekenplank van mijn vader). Waarover ging dit dan? Rechtover het oude gemeentehuis-jongensschool lag het grote speelplein van o.a. de chiro en van alle jongeren. Herman+ had plannen om daar een ontmoetingsplaats te bouwen met allerhande accomodaties sport, cultuur enz... Er werd maanden aan gewerkt(gratis) door mijn vader en door Herman+. Onderhandelingen met de gemeente verliepen heel stroef en uiteindelijk kwam er niets van. Wanneer alles zowat vergeten was kwam de gemeente met een lumineus idee naar voor om een sporthal op te richten op dit speelplein, het huidige Willy Van den Berghe centrum!! Ge kunt u inbeelden hoe deze 2 mensen zich voelden. Nu dat beiden heengegaan zijn mag dit misschien wel gezegd worden, hoe er toen mensen in stilte werkten aan grote dromen maar gedwarsboomd werden door prestige gerichte mensen. Over dit alles kan mijn moeder misschien nog veel meer weten. groetjes Luc Polen op 24.9.05
Bij de bouw van het chiroheem, alwaar ik nog hielp bij het gereedmaken en vullen met klei van de vormen van de bakstenen, die nadien ter plaatse werden gebakken, stopte een wagen aan het heem. De chauffeur kwam naar Herman toe en vroeg waar hij de heer Herman Boon kon vinden, waarop deze hem prompt antwoordde dat deze voor hem stond. Mensen hadden de chauffeur verteld dat de onderpastoor, Herman Boon, zich bij het heem bevond. Herman had een blauwe werkkiel aan en de chauffeur schudde ontkennend. Hij herhaalde zijn vraag en moest door Herman overtuigd worden dat de gevraagde persoon in levende lijve voor hem stond, een priester zonder zwarte toga kon toen gewoonweg niet! Herman was een voorloper bij de praktische toepassing van zijn geloofsbelijdenis. Als vrijzinnige, heb ik achteraf veel respect voor zijn denken gekregen, wat niet betekent dat ik zijn denkwijze of principes heb eigen gemaakt. Hij kende problemen met het gezag van "zijn" kerk, hij werd zelfs naar Rome geroepen ter verantwoording (?), maar voor mij was hij een "groot" man. De zin "hang down your head Tom Dooley" (schrijfwijze Dooley, correct of niet???) is direct gelinkt aan Herman Boon. Ik herinner me en dit beeld kwam telkens terug met het gezongen "hang down..." in het achterhoofd, telkens ik hem op tv, "in Zaventem", zag verschijnen en dat hij als eerste de mis in het Nederlands opdroeg en dat liedje in de kerk op zijn platenspeler liet afdraaien.Voor mij was dit het meest revolutionaire uit zijn carrière in Meise, wat me is bijgebleven. Voor een jonge knaap, met een rebelse mind, als ik, was hij wel een persoon met durf. De kerk heeft achteraf wel een beetje aan deze durf geknaagd, maar het respect heeft hij daardoor bij mij nooit verloren. Hij was een groot man. Tot daar, een klein fragmentje over Herman Boon, met vriendelijke groeten, Jan Wellens, beeldend kunstenaar met roots in Meise 2.10.2005
Liber amicorum Recent verscheen Aan de oeroever word ik overeind gezet, in memoriam Herman Boon pr. , te bestellen bij Vrienden van Galilea Jozef Ghijs Antoniuskaai 14a, 9000 Gent , tel. 092668721. VZW Avimo Kerd. Mercierplein 3, 3000 Leuven Tel. 016234293 avimo@kerknet.be bracht op CD Het evangelie van Jezus, het getuigenis van Matteüs en Het getuigenis van Johannes (muzikale omlijsting Paul Bess) van Herman Boon pr. uit. De bijdragen in dit blog zullen kortelings gebundeld verschijnen en verkocht worden ten voordele van het Chiroheem, gebouwd onder de stuwende kracht van Herman Boon pr., toen hij onderpastoor was in Meise. Dit kadert in 60 jaar Chiro Meise.
Priester Herman Boon, sinds zijn wijding in 1957 onderpastoor in de Sint Martinusparochie te Meise, werd door zijn bisschop benoemd tot aalmoezenier van de universitaire kliniek Sint Rafaël te Leuven, van waaruit hij zal meewerken aan de algemene pastoraal van de universitaire gemeenschap. Na 11 jaar intens parochiewerk, krijgt deze dynamische priester een ruimer werkterrein toegemeten, met grotere verantwoordelijkheid in een wisselende gemeenschap van 20.000 zieken, dokters, verpleegsters, professoren en studenten. Niet zonder wzeemoed nemen zijn parochie, zijn trouwe medewerkers en zijn vrienden afscheid van hem die de St. Martinusparochie met daarbij het ganse gemeentelijke leven gedurende al die jaren heeft bezield.
Grote bekommernis voor de jeugd.
Bij gelegenheid van deze nieuwe opdracht past het even terug te bliçkken op wat Herman Boon voor de parochiegemeenschap St. Marttinus heeft gedaan. Zijn grote bekommernis ging uit naar de jeugd die hij in Chiroverband en ook daarbuiten op de meest vooruitstrevende wijze voorbereidde op het wachtende volle leven. Zijn eerste zorg, toen hij in Meise werd benoemd, was de bouw van een modern Chiroheem. Met de hulp van bereidwillige helpers werd dit project spoedig werkelijkheid en sindsdien heeft het heem opengestaan voor de jeugd en ook voor het realiseren van initiatieven van volwassen groeperingen. Ook op gewestelijk en nationaal vlak werkte Herman Boon mee aan de bloei van de Chirojeugd. Hij was immers ontwerper en bezieler van de feestelijkheden op touw gezet door het Verbond Brussel, realiseerde Top Brussel in het paleis voor Schone Kunsten en onlangs nog het Chiromassaspel op de Heizel, werkte mee aan jeugdbladen Trouw, Lente en J en schreef regelmatig sprankelend toneelvoor het eigen groepsfeest. Zijn aandacht ging ook naar het bredere jeugdwerk : hij stimuleerde Patclub voor jongeren van 6 tot 14 jaar, Jeugdklubs voor 14 17 jarigen en gaf de start aan de Jeugdgemeenschap voor 18 jarige jongens en meisjes en verleende zijn sterke steun aan de Jeugdraad die heel de jeugdwerking bundelt.
O.L.Vrouw van Fatima te Eversem
Herman Boon heeft van het gehucht Eversem een nieuwe parochiegemeenschap gemaakt. Eversem ligt tussen het centrum en Rode. Oud Eversem en de nieuwe wijk van de Kleine Landeigendom hadden nood aan een eigen parochiaal leven. Sinds l959 poogde Herman Boon daar Chiroaktiviteiten te ontwikkelen, af en toe werd er zelfs eucharistie gevierd. Gebrek aan een geschikt lokaal verhinderde evenwel de definitieve vestiging van een eigen gemeenschapsleven. Toen in 1965 een winkelhuis vrijkwam (op de hoek van de Beigemstraat) beteknde dit een nieuwe start en vrij vlug werd een oude schuur omgetoverd tot een stezmmige wijkkapel, centrum van het plaatselijk godsdienstig leven, waarrond een levendige K.W.B. werking en een sterke K.A.V. kern is uitgebouwd Ter plaatse bloeit nu een geestdriftige jeugd met eigen Chirowerking, lokalen voor jongens en meisjes. Er werd te Eversem een sfeer geschapen van onvervalste dienstbaarheid, waarvan Herman Boon onbetwistbaar de stevige grondslag legde. Dank zij het geloof en de werkkracht van deze edelmoedige priester is met steun van het oude en het nieuwe Eversem in dit landelijk gehucht dat maar al te lang van pastorale zorg verstoken bleef, een echte levensgemeenschap geboren.
Kultuur en liturgische vernieuwing
Naar het voorbeeld van zijn vader, wijlen Jan Boon, directeur generaal van de B.R.T., ijverde Herman Boon voor een echte Vlaamse kultuurgemeenschap. Hij bracht de jeugd van Meise in contact met de voornaamste uitingen van de algemene kultuur uitgedrukt in toneel, muziek en dans ; deed de Vlaamse poëziedagen na hun uitwijzing in Wemmel doorleven te Meise , steunde en stimuleerde elk initiatief van de specifieke kulturele verenigingen zoals het Davidsfonds, kortom hij wilde het beeld van de Vlaamse gentleman waar maken, zowel bij de arbeider als bij de intellectueel. Meise dankt Herman Boon voor de heerlijke liturgische vernieuwing die hij gedurende de 11 jaar apostolaatswerk in de St. Martinusparochie heeft gevestigd. En hier denken wij terug aan het eenvoudig sober interieur van de kerk, de kruisweg te Eversem, de bijbelkringen, de reeksen godsdienstige studiekringen, de eigentijdse jeugdeucharistievieringen met voor kort nog de uitvoering van de Missa Moderna. Van hem waren ook de telkenjare vernieuwde maar bijblijvende missiezondagvieringen, telkens door de ganse kerkgemeenschap meegeleed. Herman Boon vernieuwde ook de voorbereiding op de Vormselviering en schreef daartoe een aangepaste handleiding, door het bisdom aanbevolen. Hij inspireerde de sociale organisaties bij hun 1 meivieringen, 10 jaar K.W.B. werking, 40 jaar Kristelijke arbeidersorganisaties, stichtte de K.A.V. en de Kristelijke gepensioneerdenbond en koesterde voor deze laatste organisatie een ongemeen grote waardering.
Bij al die initiatieven genoot Herman Boon de waarderende aanmoedigingen van pastoor Louis Geysen, met wie hij een evangelisch team vormde. Dag en nacht stond zijn deur wagenwijd open, dag en nacht stelde hij zijn talent, mogelijkheden en relaties ten dienste van zijn parochie, zonder te denken aan zichzelf; Alles wegschenken, zowel tijdelijk bezit als kulturele verworvenheden was voor hem de hoofdbekommernis van het echte priester zijn. Daarvoor is de parochiegemeenschap waarvan hij nu afscheid neemt, hem blijvend dankbaar.
Uit de homilie van priester Herman Boon tijdens de Eucharistieviering bij de uitvaart van Chirotopper André Jacobs, op maandag 12 augustus 1966 in onze Sint Martinuskerk.
Wij schreien duizendmaal waarom. Heel ons naar geluk hunkerend wezen protesteert. In de donkere holten van snijdende pijn huilen wij naar God van Liefde en Goedheid. Waarom ? Er is geen antwoord op dit vragen, alleen de zekerheid van de Verrezen Heer Jezus, de weg, de waarheid en het leven. Hij is voorgegaan, door heel het broze kwetsbare leven heen, doorheen heel de ontbolsterende onvolmaaktheid van de natuur, wereld en mens. Hij is voorgegaan doorheen vreugde en leed, behoeding en eenzaamheid, lust en moeheid, pijn en dood, Hij is verder gegaan, Hij heeft de mistgrens doorbroken, Hij LEEFT, en in geloofsgenade en openbaring weten wij : wij zijn wordend, groeiend zoals Hij, naar verrijzenis toe, vroeg of laat. Eens zullen alle vragen beantwoord zijn in een eeuwig bestaan en een volmaakt geluk. Wij kijken nu nog in een wazige spiegel.
Gij, mijn lieve jongen, mijn lieve Chirotopper André, gij weet er alles nu van. Gij die zo leesgierig waard, die alles weten wilde, die gretig vragen kon honderduit, gij weet alles, wat wij alleen in geloof benaderen kunnen. Gij slurpte met tintelende ogen zo aan het boeiende kleurige leven, aan de natuur, aan de mensen, aan de veroveringen van de wetenschap, gij leefde zo blij genietend. Nu ziet gij alles, nu ziet gij de Heer, in wie gij gedoopt werd, die gij in uw Chirobelijdenis noemde uw blijheid, uw kracht.
Mijn lieve kleine prins, je hebt me verbaasd. Je hebt ons nooit pijn gedaan, nooit verdriet, waarom ben je zo ineens van ons weggegaan, mijn lieve jongen ? Wou je diep onder het zondoorlichte water gaan luisteren naar het hart van de aarde ? In je kamertje thuis had je schelpen vergaard van zeestranden, En rotsbrokken uit de bergen, keien uit de rivieren,in de hoek van de huiskamer staan de rietstengels uit de heidevennen lichtjes te trillen, je fiets staat stil langs de muur, in je droomboom achter in de tuin wacht hoog je speelhut, van elke tocht met huis en met je vrienden, vanuit elk Chirobeleven, van elke reis naar school met je grote zware boekentas, was je lachend teruggekomen, met duizend guitige uitroepen. Voor de eerste keer ben je nu weggebleven, voor altijd.
Je droomde van verre lange reizen over al de wereldzeeën, je sneed kleine schepen uit wit hout, je droomde eens een felle kapitein te zijn en met een heel groot schip de wereld rond te varen, en hoog in de mast je Chirobanier. Je bent nu een oneindige reis begonnen, over een zee van geluk zonder stranden, zonder horizont en zonder zonsondergang, je reist nu heel Gods liefde af, je bent nu een diep gelukkig koningskind in het blije R ijk van God. En wij staan schreiend aan de kille kade, wij heffen moeilijk een wuifhand,. Er is een kramp in ons hart, een zure snik in onze mond.
In de tafel thuis, had je je eigen schuif,die wonderlijke schatschuif van een jongen. De schatten van een gelukkig mensenkind, een kleine koning : een eindje touw en verfromaaide speelkaarten, kleurige zichtkaarten van verre landen en postzegels met namen opdie geurden naar appelsienen en kaneel, een kei, een tol, een mes met kurkentrekker, en je verfpotjes en kleurpotloden. Vader God heeft nu voor jopui de onmetelijke schatschuif opengetrokken van Zijn goedheid, en je bent je nieuwe hemelthuis binnen gerend, je sterke jonge armen vol nieuwe schatten. Ik schrei om je geluk, mijn kleine prins.
Ik zie je nog in wit doopgewaad, mijn fiere prins, bij de viering van je vormsel.Ik hoor je nog zingen,. Ik hoor je nog zeggen dat je bereid was van je leven iets heel moois te maken, Jezus achterna, en zoals Hij vol goedheid voor de anderen. Ik zie je nog dansen, onze blije Majimdans, een dankdans om het levendmakende water, ik zie je nog bouwen en schilderen aan onze stad van vrede, en aan de tafel van de Heer heb je me brood en wijn gegeven om voor jou de Heer aanwezig te stellen, opdat je een goed mens zou kunnen worden.
Ik zie je nog fietsen, je kon amper aan de pedalen, om boodschappen in Rode, naar je vrienden in Limbos en Eversem, naar je Chiro, naar de kernvergadering en naar je vendel, mijn kranige topper, mijn kranige hulpvendelleider. Ik zie je nog al die zondagen aangetreden bij onze Kristusbanier, spelend, zingend, marcherend, , ik zie je nog in al die bivakhoogdagen en nu pas nog, zo dicht bij, amper terug, tussen de dennenbossen en het hete heidezand, in ons Chirorijk van tentenpaleizen. Je weet het ook nog toen je na de avondwijding bij het Mariakapelletje een kruisje kwam vragen en met je kleine warme hand mij groette, toen ik je gevraagd heb of je er soms van droomde om later eens een grote leider te worden. Je hebt toen alleen gelachen, met die vreemde zachte lach van je, een lach van heel diep uit het brandend misterie van je innerlijk. Je Chirobelijdenis, je groepsopgave is nu volle werkelijkheid, je bent nu leider voor altijd. Je gele das van de trouw, je bruine uniformhemd van de kameraadschap, je riem van de kranigheid en de blinkende gesp met de woorden : Aan Kristus Koning, Trouw, je zal je er niet mee bekleden, je prinsengewaad, jonge Vlaamse prins, het was geen naïeve wereldvreemde romantiek, maar uitroeptekens van je eerlijke jongenswil om van de schoonste mogelijkheden van het leven in zijn diepste dimensies te genieten en mee te delen. God heeft je nu omkleed met het prinsengewaad van Zijn liefde.
In het verstilde ouderhuis te Eversem, waar we gisteren samen zaten, zwijgend, als verwachtend dat je ineens weer om de hoek zou binnen lopen, met grote honger en luidruchtige groet, heb ik in je fotoalbum gebladerd, fotos van schoolreizen en gezinsfeesten, het huwelijk van je zus, je vrienden, een Chirogebeuren, en onder de foto van je vormsel met grote inktletters heb je geschreven : een geweldige dag!
Aan de wand hangen nog je tekeningen : een Kristushoofd, een hand, je zou eens een hele kruisweg tekenen.
Je tekent nu niet meer, je plakt geen fotos meer in, je hebt nu geen behoefte meer aan herinneringen, je bent nu in de goddelijke werkelijkheid, zonder verleden, zonder toekomst, alles altijd gloeiend heden.
Het is ineens veel te vroeg, voor jou een geweldige dag geworden, een dag zonder einde, een dag van geweldig geluk. Je bent in de verrijzenis!
Dank je, mijn kleine prins, omdat je even in onze wereld bent gekomen, dank je mijn lieve jongen, omdat je even tussen ons hebt geleefd, dank je, mijn goede André, voor je blijheid, voor je kranigheid, je kameraadschap. Dank je, dat ik je mocht ontmoeten, je bent een genade geweest in ons leven. De wereld was te klein voor jou, de mensen te onvolmaakt.
Zorg een beetje voor ons,kleine prins, jij hebt alles gekregen, zorg voor je vader en moeder, voor je broers en zusters, voor je familie, voor Eversem, voor onze Chirojeugd. Er zijn er nog van onze Chiro bij de Heer, Jan De Knop en Jean Pinnock, Chirojeugd in de hemel, zorg voor onze jeugd in deze moeilijke wereld!
Niet om traditiegetrouw te danken bij een afscheid, maar wel uit gemeende erkentelijkheid voor het resultaat van het enorme voorbereidend werk bij de start van de Jeugdraad Meise (1965), houden wij eraan welgemeend te danken.
Het bleef echter niet bij stichtingswerk, want Herman Boon bleef het reuzenwerk dat deze jeugdorganisatie van hem opeiste, met hart en ziel trouw.
Ontelbare nachten bleef de lamp uw werkkamer verlichten; U had immers de noodzaak aangevoeld het jeugdwerk te coördineren en in een minimum van tijd kreeg U de interesse en de intense medewerking van de jeugd en zelfs van begrijpende volwassenen, die wensten te delen in al uw zorgen voor de jeugdwerking in Meise.
Wij zijn ervan overtuigd dat U ons geen vaarwel zegt maar zeker nog genoegen zult beleven aan de vruchten van uw basiswerk in de verdere ontwikkeling van het jeugdwerk te Meise.
Jeugdraad Meise wenst U alle heil en vreugde bij het apostolaatswerk dat U wacht in de St.-Rafaël klinieken te Leuven.
De viering van 40 jaar kristelijke arbeidersbeweging waaraan wij samen eendrachtig werkten, ligt nog fris in het geheugen. Er was uw bezieling en technische medewerking nodig om deze gebeurtenis te doen nazinderen in onze sociale organisaties. Er is echter méér waarvoor wij u welgemeende dank zeggen. We denken terug aan de onvergetelijke Week van de Arbeid met pater De Wit, waarvoor u een programma in mekaar bokste van verhelderende arbeidsadel, omlijst met judodemonstraties en Toni Corsari als gastvedette. U leerde ons de 1-meivieringen, het feest van Jozef arbeider, beleven in een typisch eigen arbeidersstijl. Toen ook hebt gij de K.A.V. gesticht waarvan gij de eerste bezieler geweest zijt. Wij denken ook nog dankbaar terug aan uw glasheldere uiteenzettingen over de sociale rechtvaardigheid, aan de vele K.W.B. vormingslessen en zeer in het bijzonder aan de stichting van de Christelijke Bond van Gepensioneerden waardoor u aan onze ouden van dagen de gelegenheid schonk zich aangenaam te ontspannen. U stichtte destijds de K.A.J. die U later verruimde tot Jeugdgemeenschap.
Voor de vele initiatieven ten bate van onze Christelijke organisaties, duizendmaal dank.
Aan alle inwoners van Meise Onze parochiepriester Herman Boon gaat Meise verlaten : nog deze maand zal hij verhuizen naar Leuven. Hij werd door onze bisschop gevraagd om als priester in dienst te staan van de gemeenschap van de universitaire klinieken te Leuven. Sinds 14 september 1957 heeft de heer Herman Boon elf jaar lang onze parochiegemeenschap priesterlijk helpen bezielen en richten. Met zijn vooruitstrevende geest nam hij talrijke nieuwe initiatieven en waar het soms iets minder ging, liet hij zich nooit door tegenslag ontmoedigen ; zijn leven en zijn werk hebben Meise mede getekend. De dankbetuiging van de parochiegemeenschap zal geschieden op zijn uitdrukkelijk verlangen in een plechtige Eucharistieviering tijdens een concelebratie met pastoor Geysen en kapelaan Jan Van Regenmortel, zijn opvolger. Die viering gaat door op woensdagavond 28 augustus om 19 uur in de ST.-Martinuskerk en wordt opgeluisterd door het koor Edelweiss. Een aantal parochianen hebben de wens uitgesproken aan de heer Herman Boon een afscheidsgeschenk aan te bieden : wie iets wil geven kan ofwel een overschrijving maken op P.C.-rekening 6132.01 van H.Boon, stg. Op Brussel 23 Meise, ofwel zijn bijdrage persoonlijk afgeven op de pastorij, ofwel onder gesloten omslag met vermelding voor de heer H.Boon in de brievenbus van de pastorij steken. De omhaling tijdens de afscheids-Eucharistieviering zal eveneens aan onze vertrekkende priester overhandigd worden. wenst nochtans uit Meise niets mee te nemen tenzij een schone De heer Herman Boon herinnering en de vriendschap van allen; voor het geld dat hij krijgt is hij u zeer dankbaar, maar hij heeft beslist het te geschenken aan de herstelling van het Chiroheem, zijn Chiroheem, dat hij ontworpen heeft en samen met velen van de parochiegemeenschap met eigen handen gebouwd ; en ook de verdere voltooiing van de wijkkapel en het wijkhuis te Eversem, realisaties die hem nauw aan het hart liggen. Gans Meise dankt haar priester Herman Boon en wenst hem een vruchtbare en zegenrijke werking op zijn nieuw apostolaatsveld aan de katholieke universiteit te Leuven. Namens de Sint Martinusparochie Meise De parochieraad.
Tot weerziens Op 22 augustus 1968 had ik de eer als voorzitter van Jeugdraad Meise de leden van de Jeugdraad uit te nodigen op een etentje.
Goede vrienden,
Op maandag 26 augustus 1968 om 19.45 uur komen wij samen aan de woning van E.H.H.Boon. u wordt verzocht uw wagen(s) mee te brengen, want van daar vertrekken wij naar een gezellig restaurant, waar wij bij een lekker avondmaal TOT WEERZIENS (afscheid) nemen van E.H.H.Boon. Voor de leden van de Jeugdraad is het eten gratis. Drank en ev. nagerecht zijn voor uw eigen rekening. De echtgenoten van de gehuwde leden van de Jeugdraad mogen ook meekomen, maar betalen 70 fr. als ze deelnemen. Om de organisatie te vergemakkelijken is het nodig te laten weten of u meegaat of niet. Dus in beide gevallen vult u onderstaande strook in en bezorgt ze mij voor zondagmiddag hetzij in de jeugdmis (St.-Elooikapel) of door het strookje in de bus van het taallabo (Audio-Visueel Centrum, Brusselsesteenweg 50,) te droppen Ik doe ook een oproep om allen aanwezig te zijn woensdagavond in de TOT WEERZIENSMIS in de parochiekerk. Dit is het ogenblik waarop wij, de bezieling die van E.H.Boon steeds uitging, in ons kunnen versterken, om zijn werk in Meise te bestendigen en verder uit te bouwen, voor de JEUGD? Tot ons gezellig samenzijn, J.De Cuyper Voorzitter Jeugdraad Meise
In "Schoon Meise" Jaargang 2 - sept.1966 werd een themanummer gewijd aan het afscheid van Herman Boon pr. als onderpastoor in Meise. Dank u herman ! - voor uw meeslepende regie Gij waart pas in Meise toen de Chiro toneel speelde over de Hongaarse revolutie. Gij haalde er een Hongaarse danser, zanger en accordeonspeler bij. Gij schreef Tarcitius in Moskou, vertaald in 5 talen, daarna soms in één nacht Een vriendschap, De blauwe tijger, De moord van Nijlen, Tituto, De klik, "De witte roodhuid, Het sprookje van de fotograaf, Een wereld vol trommels, een fantastische circusavond, allemaal sprankelende choreografie, alles met een ondertoon van schoonmenselijkheid. - Voor het vereeuwigen door boeiende filmverhalen van Chirobivakken te Lommel, Blenz, Basseilles, Oosterhout, Oetz, Texel, Ovifat, Aosta, Koersel,Spich - Voor uw krachtdadig verzet tegen alles en allen die de jeugd in haar schone groei bedreigde - Voor Berlijn, Fatima, Tirol, Aosta nooit vroegt gij : Kunt gij betalen ? Iedereen mocht mee, allen waren evenwaardig - Voor Israël, Rome, Spanje, Rusland, Kongo waarover gij zo levendig vertellen kon en schrijven alsof op elk van uw reizen uw parochie met U mee was - Voor uw rijkgevulde bibliotheek, diskoteek en bandopnemer die zowel als uw keuken en heel uw huis gul en gastvrij openstond voor ieder die er gebruik wilde van maken - Voor uw groene en sinds een kermis uw blauwe fiets, voor uw bromfiets die iedereen mocht gebruiken en waarop gij zoveel hebt geleden door kou en regen, voor uw Volkswagen waarin iedereen mee mocht en die gij dikwijls uitleende - Voor uw artikels in Trouw, Lente, J, Straal, De Linie, Kerk en leven en zoveel andere godsdienstige en culturele tijdschriften , boeiend proza en steeds verrijkend - Voor uw gedichten en er zit nog zoveel poëtische schoonheid in uw schuiven verborgen - Voor de verzorgde T.V.-uitzendingen zowel over de jeugd als over de St.-Elooiviering in Meise - Voor de zonnebloem, de gouden regen, de Japanse kerselaar, de fotomontages en al de zinvolle versiering van het kerkkoor - Voor de vooruitstrevende teksten op huwelijks- en geboorteaankondigingen, doodsbrieven en de vernieuwende wijze waarop gij alle kerkelijke diensten en sakramentele vieringen diep godsdienstig kon maken - Voor uw kunstzinnige begeleiding bij het inrichten van lokalen, kamers van jongeren en woonkamers, het kiezen van gelegenheidsprentjes - Voor de Zazo week-ends in Meise en uw steun bij het doorbreken van het Vlaamse chanson - Voor uw doordrijven om de eredienst te ontdoen van de overbodige, pompeuze ornamenten om Gods aanwezigheid beter tot uiting te laten komen - Voor de tientallen filmforums. Zovele Meisenaars leerden goede films genieten. - Voor de wijkkruiswegen, de gespreksgroepen, gebedsstonden in de gezinnen, de studiekringen over het ontstaan van het leven en anderen in de arbeidersgezinnen gij haalde voor ons sprekers en kunstenaars met de grootste namen naar Meise, bekende orkesten en meesterwerken - Voor de gezinskringen die gij stichtte met Pater Glorieux, Herman Servotte, Pater Louis, Pater Emiel en wijlen pater Joris - Voor uw medewerking en realistisch zin geven aan Broederlijk Delen. Wij stuurden lang massas lakens naar Israël en nog zoveel meer - Voor uw grote liefde voor de Kerk, evenals uw liturgisch, eukaristisch en mariaal beleven dat gij van uw moeder erfde. Zoals zij het deed in Ukkel, stichtte gij het Marialegioen te Meise dat onder uw impuls het hardste en ondankbaarste werk aandurfde, omdat de werkmethode niet meer beantwoordde aan de noodwendigheden - Voor uw slogan Goede dag, gebuur waarmee gij gelovigen zowel als ongelovigen, geletterden zowel als minder ontwikkelden de eenvoud van de Kristelijke naastenliefde leerde begrijpen. - Voor uw welslagen in de samenwerking tussen mensen van alle strekkingen, zonder U te doen klasseren in een politieke groep - Voor uw voortdurende zorg voor de organisaties in hun geheel , zonder de meerderheid van de niet georganiseerden te verwaarlozen. - Voor uw moedige houding en hard werken in de priesterraad, waar gij als eerste durfde spreken over het bisdom Vlaams-Brabant. - Voor de eerbied waarmee gij over uw meerderen sprak en ontzag dat gij afdwong door uw manier van gehoorzamen. - Voor uw eerlijke houding en moed om iemand de waarheid te zeggen; voor uw opbouwende kritiek, uw hoge eisen maar krachtige steun bij al onze ondernemingen. - Voor uw hoofsheid in het debat, men mocht U alles zeggen, nooit waart gij zwak, nooit krabbelde gij achteruit of bleeft gij wrokken na een pijnlijke discussie. - Voor uw vergevingsgezindheid. Wie U pijn deed of bekampte werd bedacht met attenties. Gij leerde ons steeds superieur te zijn in liefde. - Voor uw gezonde humor, voor uw bevrijdende schaterlach, die schijnbaar grote moeilijkheden tot plezierige anektdoten kon omtoveren.
Wat wij nooit konden begrijpen is hoe gij na dagen en nachten ingespannen werken, U nog kon gereed houden voor iedereen en hoe gij na de grootste moeilijkheden en het grootste verdriet, U vol levensmoed kon oprichten in een blije gerichtheid naar de Heer, steeds vertrouwend op het goede in iedere mens. Boven uw elf jaar priester zijn te Meise schrijven wij uw gedicht :
Leg in mijn handen Heer, één gouden klomp geluk, wij zullen die in duizend stukken breken, elk zal van Uw liefde spreken, en wij zullen die delen aan elke mens een stuk. En als alles zal weggegeven zijn, zullen wij onze lege handen in de Uwe leggen. Dan hebben wij alleen nog dit te zeggen : Naar U hebben wij verlangd Laat ons in U LIEFDE zijn !
Redactie Schoon Meise : Louis Becq, Frans en Piet De Cuyper
Langs een hele omweg heb ik uw danknummer over mijn vriend-priester Herman Boon gelezen. Al zijn we zeer vertrouwde vrienden sinds onze kollegetijd, hij zelf had er me niets van gezegd. Ik was erg blij om uw artikels, en toch ontbrak er mij veel in zijn geestelijk portret? Het zou een boek worden en sommige dingen zijn moeilijk te zeggen. Ik weet een beetje hoe mijn lieve vriend trachtte priester en mens te zijn, met zoveel mogelijkheden en moeilijkheden met zijn overrijk temperament. Ik weet een beetje van uit vele gesprekken hoe hij vanuit de fundamentele keuze en zijn ja-woord als retoricastudent, met zovele andere mogelijkheden, op de roepstem van Heer altijd probeerde te combineren gebed en studie, bezinning en actie, scheppen en vernieuwen, actie en totaal gegeven zijn, aan allen behoren en toch de positieve eenzaamheid verdiepend beleven. Ik weet dat het voor hem een voortdurend innerlijk gevecht was priester te zijn, zo totaal mogelijk, en de vele menselijke talenten die hem bedeeld waren slechts te gebruiken als ze iets konden betekenen voor de Kerk, wat hij noemde kanalen voor het evangelie. Ik weet hoe hij altijd innerlijk vechten moest voor wat voorrang had elke dag, door zovelen werd hij dag en nacht voor zoveel gevraagd, zodat hij probeerde s nachts het andere te doen, om in de dag helemaal voor zijn parochie te zijn. Hij had daarvoor een sterk gestel en een buitengewoon recuperatievermogen, al is hij veel ziek geweest in zijn leven.Als ik over hem zou schrijven, zou ik vooral getuigen dat hij mij en mijn gezin heeft leren geloven en leren bidden, met liefde en rechtvaardigheid in schoonheid, waarheid en edelmoedigheid deed stellen voor ons denken en ons doen. Ik weet dat hij vele medepriesters hielp enthousiast en blij te blijven en ik heb vele vrienden horen zeggen : als wij maar zo een priester hadden, en ik vond het zo fijn van hem dat hij nooit verdroeg dat over andere priesters of over zijn bisschop iets kwaads werd gezegd, en met welke oprechte bewondering sprak hij mij over zijn pastoor, en nu met welke liefde over zijn opvolger! Ik weet hoe hij kon bidden. Het is gebeurd dat ik in zijn altijd open huis binnen sprong en hem verraste, geknield op zijn bidstoel, of dat hij het gesprek onderbrak of afsloot met een uitnodiging om mee te bidden. Eens was het heel laat of vroeg geworden in de nacht, en voor ik naar huis reed vroeg hij me met hem nog even mee te gaan bidden bij het Heilig Sacrament in de donkere kerk. Ik denk dat hij zeer dikwijls s nachts alleen zo in de kerk heeft gebeden.Hij leerde het aan zijn medewerkers, eerst even biddend naar God te staan vooraleer een opdracht voor de kerk te gaan vervullen. Ik heb het horen vertellen van een Chirobivak in de Kempen : niet alleen van zijn bezinningen met zijn leiders en leidsters s morgens vroeg,en de gebedsmomenten met de keukengezinnen, hoe hij elk bivak maakte tot een jeugdretraite, maar ook hoe eens op een nacht heel het tentenbivak dreigde onder geregend te worden. Een nabij bivak was al opgekraamd. Herman met zijn leiders trachtten het gutsend water weg te krijgen met kanalen te graven en het wegscheppen in emmers en bussen. Maar het regende voort. Hij ging al de tenten af, om te kijken of alles van binnen droog bleef en zijn jongens sliepen. Het werd wanhopig. Nog een half uur zo regenen, en ook zij zouden moeten verhuizen. Toen zei Herman : mannen, ik ga naar mijn tentje. Ik ga eens met de Heer praten,. Wij doen dit Chirobivak toch voor Hem. Hij moet voor ons zorgen. Hij ging bidden in zijn tentje; Twintig minuten later hield het regenen op. Iets dergelijks heb ik dit jaar opnieuw gehoord toen het tentenbivak dreigde te sneuvelen onder een windstorm en hij aan zijn Chiromeisjes vroeg even rustig te bidden bij het Mariakapelletje opdat alles goed zou aflopen en elk zou weten wat best te doen. Wat was hij een Mariale priester! Hij zei me eens : voor elk jaar Meise, wil ik een Mariakapelletje bouwen! De laatste jaren heeft hij vele retraites en bezinningsdagen geleid. Ik hoorde daarover altijd lof over zijn creativiteit, maar vooral : hij heeft ons leren geloven en bidden, en wat staat die met zijn geloof in het hart van de werkelijke wereld! Hij had eigenlijk een missionariskarakter. Hij heeft altijd gedroomd van Zuid-Amerika, maar als zijn bisschop zei : we hebben u hier nodig dan was dat voor hem goed. Ik hoor hem nog na zijn Kongoreis, diep onder de indruk van zijn ontmoetingen met de zwarte universitairen, met de missionarissen, en vooral van dat melaatsendorp in de Mayumbe, en dat hij zei : wat doe ik hier toch in dat luxueuze Europa! Mijn vriend zei me eens : weet je dat de echte armoede van de priester, dat is totaal, dag en nacht beschikbaar zijn voor iedereen, elke telefoon, elke bel, elke mens, onze armoede is weten dat we maar broze instrumenten zijn van de Heer, onze zwakheden ervaren, bepraat en belasterd worden en moeten zwijgen en elke morgen je tekenen inde naam van God en iedereen helemaal terug graag zien. Ik zag hem eens thuis komen op zijn fiets, kletsnat, een beetje bleek, met bevroren handen. Zijn huis was leeg en koud. Ik was in mij warme auto blijven zitten, maar hij lachte gul en gelukkig en vertelde mij enthousiast over zijn mensen, terwijl hij vuur voor mij aanmaakte en water opzette om wat koffie te maken. Hij zal niet graag hebben dat ik het verklap, maar ik heb toevallig eens ontdekt dat hij jaren lang op de grond geslapen heeft. Hij lachte maar met de legende over zijn rijke familie en zo!
Hij leefde op zijn zolderkamertje, ijskoud in de winter en snikheet in de zomer. Op een nacht had hij zijn eigen bed weggedragen naar iemand die er een nodig had.Ik weet hoe tijdens een Sinterklaasnacht voor verschillende deuren van mensen die het niet breed hadden dozen ging zetten met allerlei geschenken, en hoe vooral op gevoelige dagen voor eenzamen, zoals met Kerstmis en Nieuwjaar naar eenzame of zieke mensen fietste om hen iets te brengen, ook altijd de geschenken die hij zelf had gekregen.. ik heb zijn ontroering geweten, toen hij van eenvoudige lieve vrienden van hem een bromfiets kreeg, en toen hij een kleine wagen kreeg van een gezin uit Meise, was zijn eerste blije rit naar Brussel naar het Rode kruis om er een invaliditeitswagentje te gaan halen voor een sukkelende vriend in de parochie, en ook zijn volkswagen nadien was voor iedereen, een werkinstrument zoals zijn telefoon, schrijfmachine, en heel zijn huis voor iedereen was, en zijn fiets en brommer gingen als geschenk naar Chirojongens.
Ik zou u een boek kunnen schrijven over hem. Hij zuchtte soms dat hij zo weinig kon doen, dat een mens zo begrensd is en de tijd zo vlug voorbij gaat, en hij zelfzo onvolmaakt. Hij was een geweldig gevoelsmens. Dat maakte hem innerlijk zo rijk, maar ook zo kwetsbaar.Een zeer sterke persoonlijkheid, die daardoor wel eens weerstand opriep. Hij kon ineens wegkruipen in zichzelf; maar ook geweldig animeren. Vooral heb ik in hem bewonderd is dat hij zijn fouten kon zien en vergiffenis kon vragen en vergeven kon,dat hij zich zen de anderen altijd op weg wist, groeiend. Ik weet ook hoe oneindig veel hij van Meise hield! Hoe dikwijls had hij mij de laatste tijd niet met vreugde verteld over het komend tehuis voor bejaarden en zijn droom om voor zijn zo dierbare jeugd een eigen tehuis te bouwen waar ze, tegen alle commerciële uitbuiting van hun kwetsbaarheid,en hoe kon hij zich kwaad maken tegen mensen die zijn jeugd kwaad deden.Zichzelf zouden kunnen zijn, en in schoonheid zouden, kunnen groeien. Wat leed hij eronder als hij zelf al eens jonge mensen verkeerd had aangepakt, maar wat was hij fier en gelukkig als zij iets schoons hadden gedaan! Toen de bisschop hem tijdens het Chiromeisjesbivak vroeg enkele jaren in het Universiteitsmidden te Leuven priester te gaan zijn, vergde het hem een zeer zwaar offer en hard geloof om in alle vrijheid ja te zeggen, omdat hij wilde voorgaan in de beschikbaarheid aan de Kerk. Hij zei me eens :ik heb getracht mijn eigen jeugdidealen als KSAer en later als Chiroleider volwassen gestalte te geven, en ik heb getracht al deze mensen graag te zien, zoals ik anders mijn vrouw en mijn kinderen graag zou gezien hebben, dus ook met al mijn en hun gebreken. Maar hoe meer ge ervan houdt, hoe zwaarder het dan ook valt afscheid te nemen. Maar de Heer roept mij. Ik moet kunnen, afstand doen, om wille van deze liefde. Vaders en moeders moeten dat ook doen en wij preken toch de gekruisigde en de Verrezene!
Ik herinner mij nog al het rumoer toen hij de muur rond de pastorij afbrak, omdat hij ook een geestelijk open pastorie wilde. Toen werd hij met van alles bedreigd. Toen hij wegging uit Meise, hoorde ik iemand zeggen : voor die afbraak van de muur moesten ze hem een monument oprichten! Wat heeft hij niet moeten doorslikken toen hij de St.-Elooikapel had laten herstellen door zijn vrienden De Smedt en er het verschrikkelijk vermolmd altaar afbrak, maar veel schoonheid in de plaats stelde. Hij werkte soms als een bulldozer, maar daarin klopte een zeer rijk en warm hart, soms teder en broos als van een kind, soms wenend, soms hevig van wat hij noemde mijn geweldig levensgevoel. Ik herinner mij hoe enthousiast hij aan het werk toog als verkozene in de priesterraad en als secretaris van de groep Vlaams Brabant; Ik hoorde een van zijn confraters eens zeggen : wat een eerlijke durf en openhartigheid, en wat een werkkracht
Toen hij zwaar gekwetst na zijn auto-ongeval in de kliniek lag, waar hij pas aalmoezenier was benoemd, tastte hij naar zijn hand en zei : Ik leef. Dit is me duidelijk : ik moet met mijn leven nog iets heel schoons doen voor de anderen. Het leven is zo schoon, zo de moeite waard, maar soms zo moeilijk en hard!
Ik zou een boek kunnen schrijven over mijn vriend Herman, zoals ik hem een beetje heb mogen kennen, een boek van vriendschap en bewondering.
K.V.M. Reactie op Schoon Meise sept. 1966 dank u herman !
In Poverello-nieuws nr.2 /2005 (4-5-6-) verscheen : Overledenen : Herman Boon (priester, 75 j.) Ondanks zijn drukke agenda als aalmoezenier op de luchthaven van Zaventem, kwam Herman af en toe de zondagnamiddag de Eucharistieviering voorgaan in het Poverellozaaltje. Met al zijn overtuiging en veel respect nodigde hij ons telkens weer uit om te luisteren naar Jezus woord en Hem binnen te laten in ons hart. In 2003 zou hij meegaan om de bedevaart naar Lourdes te begeleiden. Met veel enthousiasme hielp hij ons bij de voorbereiding. Helaas heeft hij om gezondheidsredenen (hij wilde ons niet tot last zijn) op het laatste moment moeten afhaken. Toch stuurde hij nog 400 missiepaternosters en 400 medailles van de rue de Bac met ons mee. We weten dat hij tijdens de week dat wij in Lourdes waren veel voor ons gebeden heeft.
Dank u wel Herman voor je gebed en bezieling. Het is jammer dat we je hier nu moeten missen, maar we hebben er wel iemand bij die voor ons ten beste zal spreken.
Vorige week kreeg ik bezoek van Margareta Maria Boon. Zij zocht contact in Meise om meer te weten over kunstenaar Willem Rosiers en over de metaalstructuur, waarvan het origineel op het overlijdensbericht van haar broer Herman stond. Ik kon via haar de zaken die betrekking hebben op Meise gaan inkijken in Heverlee. Enkele dagen later kreeg ik bericht van Thérèse Boon en een kaart met de engel Rafaël, die ik zocht. De schoonzus Lieve Boon- Simoens sprak in naam van de familie op de uitvaart van Herman Boon pr., haar schoonbroer : Herman, in naam van je drie zussen en de hele familie heet ik je vele vrienden hartelijk welkom. Beste Herman, ontelbare keren heb je elk van ons op een of andere manier geholpen en daarvoor is iedereen je erg dankbaar, maar zeker niet zo dankbaar als mijn kinderen en ik voor wat je in het afgelopen jaar deed, toen ons vake, je broer Ward, ziek was. Het was je derde broer die je begeleidde naar de dood. Je kwam tot drie maal per dag naar de kliniek in Leuven of naar het verplegingstehuis in Tervuren en we weten allen hoe druk je het had en hoe ziek je zelf was. Misschien was er wel een groot verschil tussen het sterven van je broers - priesters : Johan in Peutie en Frans in Japan en het sterven van de familievader die Ward was. Ward was nooit alleen. We waren meestal met twee of drie om hem drinken te geven, lieve woordjes te fluisteren, zijn hand te strelen of gewoon vast te houden. Op een keer zegde je met een zucht : " Wie zal er mijn hand vasthouden ?" en we voelden dat jij toen ten volle begreep wat een gezin eigenlijk betekende. Voor de onvergetelijke manier waarop je nadien Ward' s uitvaart voorging, het gezegende water met volle handen op zijn kist sprenkelde, in de zon veranderend in schitterende parels. Dankbaar voor de vele kleine gebaren van troost, die je zelf ook nodig had. Jammer, in het ultieme uur was er niemand van je familie die je hand kon vasthouden, maar we weten dat iemand je aan de hand naar de kapel leidde, die je tot bij Maria (moemoe), je moeder, bracht, die je hand ook vastpakte en meenam naar de sterrenhemel van waaruit ze al heel lang naar je keek. Heel bedroefd zijn we, Herman, maar toch ook dankbaar voor de manier waarop je sterven mocht, niet éénzaam, maar als de echte priester die je bent, aan de voeten van Onze Lieve Heer en zijn Moeder aan wie je je leven had gewijd. In die geest vieren we nu allen ingetogen je uitvaart : "vieren" omdat je dat woord zo graag gebruikte. Je hebt het goed gedaan, lieve Herman, bedankt ... bedankt. Lieve Boon - Simoens Zaventem, vrijdag 13 mei 2005
Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf. We leven en sterven voor God onze Heer, Aan Hem behoren we toe (Rm 14,8)
Herman heeft zichzelf niet gespaard. Die dienstbaarheid heeft hem tot op de draad versleten. Hij is uitgedoofd van het danig liefhebben. Zijn hart heeft het begeven. Hij zou nu zeggen: Hou nu maar op met over mij te spreken en over al het goede dat ik deed. Want mijn geheim ligt dieper : mijn menslievendheid was niet zomaar sociale dienstbaarheid of nobele filantropie. Ze kwam van veel verder : het ging me om Gods menslievendheid in mij, zoals ik trouwens elk jaar in de kerstnacht aan de misgangers voorlas: De goedheid en menslievendheid van God onze Heiland is op aarde verschenen (Tit 3,4). De menslievendheid van God. Ik wilde een man van God zijn en van Christus. Ik heb het ook nooit verborgen, voor niemand. Men wist wat men op dat stuk aan mij had. Ik vroeg me altijd af waarom men zich zou moeten verontschuldigen te geloven. Ik heb dat nooit begrepen en heb het ook nooit gedaan. Want ik wist dat ik niet mezelf verkondigde maar de Christus. Zeg het nu maar eens luidop hier en aan allen die willen horen : bij leven en sterven was ik van Hem. Daarom is het wellicht ook dat is de Heer me in de kapel is komen halen. Zeg het maar: Niemand leeft voor zichzelf alleen, niemand sterft voor zichzelf alleen. Zo lang we leven, leven we voor de Heer en sterven wij, dan sterven we voor de Heer: of wij leven of sterven, aan Hem behoren wij toe (Rm 14,7v).
Herman, we zullen je missen. Ook ik zal je dus niet meer zien bij het inchecken, je zal er niet meer zijn aan de gate, als ik aankom en uit het vliegtuig stap. Je bent weg. Maar nee. Wie staat daar aan de poort van de hemel bij mijn laatste reis en die van ons allemaal? En horen wij de vader van de jonge Tobias niet zeggen: Ga maar mee met die man op reis en God die in de hemel woont zal jullie vergezellen (Tb 5)? En wij maar vragen bij de hemelpoort: Is dat niet de engel Rafaël? Maar van achter de hemelpoort roept Iemand: Maar nee, kijk eens goed, het is Herman Boon. Die staat altijd aan de gate als je aankomt. Dat is, hier aan de hemelpoort, niet anders. Wat dachten jullie wel?
3 'Komt allen tot mij die belast en beladen zijt'
Velen werden door Herman uitgeleide gedaan. Evenveel deed hij het ook omgekeerd: van buiten naar binnen. En die weg was lang niet zo plezierig. Wie zal ooit de vluchtelingen en asielzoekers tellen die Herman heeft opgevangen, de levenden en de doden die de vliegtuigen aan de grond zetten zoveel jaren lang? Wie ging de aangespoelde mensen opzoeken in de transitzone en ze moed inspreken. Wie ging in stad kleren en vers linnen voor ze kopen? Nee, hij was geen revolutionair, hij respecteerde de wetten van dit land. Maar hij vond - en hij zei het ook publiek - dat vluchtelingen niet behandeld moesten worden als verloren voorwerpen op de luchthaven. Maar hij duldde al evenmin dat ze geïnstrumentaliseerd werden door groepen die hun eigen ideologie en strategie wilden doorzetten op hun kosten. Vaak stond hij van vrijdagavond tot maandagmorgen alleen voor de taak. En hij was er vaak voor zonsopgang bij het vertrek van de charters en tot na middernacht en op elk onvoorzien moment troostend bij familie van gerepatrieerde doden.
Herman was een man van cultuur en met een fijne smaak. Het zat in de familie trouwens. Hij was iemand die de culturele en diepmenselijke familietraditie van zijn vader had geërfd en ze heeft weten te transponeren op het terrein van geloof en Kerk. Want hij was een man van God en van de Kerk. Ik heb hem nooit iets gevraagd in naam van de Kerk, dat hij niet heeft aangenomen: gewoon onderpastoor in een parochie, ziekenhuisaalmoezenier in Sint-Rafaël te Leuven - hij had blijkbaar toen al iets met die engel Rafaël pastoraal supervisor op het Johannes XXIII-seminarie, in Missio en tenslotte op de luchthaven. U vraagt het, zei hij, ik doe het. Zelfs als het ging om een bijna hachelijke onderneming.
Hij was een fijnbesnaarde man, met een diepe adel van gemoed. Maar daarbij ook zeer sociaal. Want echte adel is sociaal. Hij kwam op voor de rechten van zijn mensen die hun werk verloren. Hij die zoveel smaak had en kunstzin de hele kapel op de luchthaven staat vol met moderne religieuze kunst kon zo blij zijn met dit woord van Jezus uit het evangelie : Ik prijs u Vader, Heer van hemel en aarde, omdat gij deze dingen verborgen hebt gehouden voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kleinen. Ja Vader, zo heeft het U behaagd (Mt 11,25) . Herman kon jubelen om die woorden van Jezus. Net als Hij was hij verrast over die liefde Gods voor de kleinsten : Ja Vader, zo zijt Gij en ik ben er zielsblij om. Hij had heel zijn leven iets met : de arme Palestijnse christenen in het land van Jezus : de armsten wel van heel de christenheid. Ze lagen hem zo nauw aan het hart.
Hij was zon goede man. Met de jaren zelfs beter en beter. Wie hem ooit heeft ontmoet kan niet dan aan deze woorden van Jezus denken: Komt allen tot Mij, gij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt en Ik zal u rust en verlichting schenken. ( ) leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van haart en ge zult rust vinden voor uw zielen (Mt 11,24v). Zeker, het zijn Jezus woorden, maar ze stonden ook Herman op het hart geschreven: Komt allen tot mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt en Ik zal u rust en verlichting schenken.
Herman leefde de laatste zeventien jaar op de luchthaven, van de morgen tot de avond, s nachts en overdag. Het was zijn biotoop: daar was hij geworteld, daar groeide en bloeide hij. Daar leefde hij, daar stierf hij. In de kapel van de luchthaven had hij de icoon laten aanbrengen van Tobias op reis met de engel Rafaël. Hij was er fier over: zon icoon van de jonge Tobias met zijn reisgezel Rafaël was daarvoor nog nooit gemaakt. We hebben ze dan ook meegebracht naar deze kerk.
Hij zal ongetwijfeld daarnet van uit de hemel aandachtig hebben toegeluisterd bij de eerste lezing. En hij heeft er zeker zichzelf in herkend. Als een engel Rafaël heeft hij duizenden Tobiassen begeleid naar het vliegtuig: missionarissen vertrekkend naar alle windstreken en bedevaarders van alle slag: naar Rome, naar Lourdes, naar Jeruzalem, tot naar Mekka toe. Bij sommigen was het hun eerste vliegreis. Ze hadden vliegangst en vroegen hem - zoals Tobias aan de engel: Kan je met me meegaan; en ben je bekend in die streken? En Herman antwoordde zoals de engel Rafaël: Ik ken de weg . En hij ging mee tot aan het vliegtuig - of soms nog verder - met hen op bedevaart. In het begin ging hij gezwind mee als een lichtvoetige engel, de laatste tijd met grote moeite door de eindeloze gangen van de luchthaven. De laatste weken zei hij: Ik word te oud voor dit leven hier, maar des te jonger voor de hemel. Onderweg groette hij iedereen. Het hele luchtvaartpersoneel kende hij en zij kenden hem. En terwijl hij onderweg met je aan het praten was, riep hij telkens weer tussendoor naar ieder die zijn pad kruiste en op zijn onnavolgbare manier: Daaaag! . Zon Rafaël zullen we nu op Zaventem moeten missen en het zal ons niet makkelijk vallen.
De vlieghaven was zijn thuis en hij was zijn permanente bewoner. Hij heeft er veel lijden meegemaakt. Maar het was niet enkel een plaats van kommer en kwel. Er waren grote en troostende momenten. Zo was er elk jaar weer de kerstnachtviering. In een werkplaats, onder de vleugels van een grote Boeing of Airbus een reuzenengel - , mocht hij elk jaar kerstnacht vieren voor honderden mensen van binnen en buiten de vlieghaven. Dat was dan dé kerststal van Zaventem, want elders in de gebouwen was er geen plaats voor de kleine Jezus in de herberg. De luchthaven moest neutraal zijn, hij heeft dat nooit begrepen.
De uitvaart van Herman BOON gebeurde in Zaventem, in de Sint-Martinuskerk op 13 mei, 2005. De Aartsbisschop van Mechelen Brussel ging voor in een overvolle kerk vrienden. Magister Frans Stoffelen van de broederschap van St.-Elooi in Meise bezorgde mij de tekst van de homilie die + Godfried Kardinaal Danneels hield bij die gelegenheid. Ik geef ze weer in 5 afleveringen, opgedeeld volgens de themas die hij behandelt :
1
Tb 5 passim
Rm 14, 8-12
Mt 11, 25-30
Onze dood kunnen we niet kiezen, we nemen ze aan uit Gods hand. Waar, wanneer en hoe we onze laatste reis aanvatten, wordt ons door Hem gegeven uit wiens hand ons leven is gekomen. Aan beide deuren staat God: bij de aanvang en aan het einde. En toch is niets toeval, ook niet onze dood. Zo was het ook bij Herman Boon: zijn laatste reis heeft hij aangevat in de kapel van de luchthaven, zijn kapel. Hij had ze gevraagd en gekregen en hij heeft ze met veel smaak ingericht. Herman vertrok zonder iemand te laste te willen zijn, op kousenvoeten om zo te zeggen en daags na Hemelvaart; hij wou zijn Meester achterna en hij deed het vlug, heel vlug zelfs. Zo was Herman: een man die het liefst vertoefde in Gods huis op de luchthaven, geplant als een biddende struik voor het tabernakel, die niemand ten laste wou zijn, die heel zijn leven lang gehaast was om zoveel mogelijk goed te doen. Zijn dood was zoals zijn leven. En zo heeft God het ook laten blijken.