Soms leek het of God wreed was. Er zouden altijd momenten zijn dat niemand Zijn bedoeling begreep. De onschuldigen leden misschien meer dan de slechten. Er was weleens pijn waar het niet was verdiend; een verdriet dat zo groot leek, dat je onmogelijk kon geloven dat je ooit aan de sombere klauwen ervan zou ontsnappen. Dan vroeg je en dat was heel normaal of een liefhebbende God dergelijke dingen wel kon laten gebeuren. Dat waren de woorden van de Duivel, die ons in oor fluisterde op het moment van onze grootste zwakte. Gods genade, hoewel soms onbevattelijk, was er om ons vrij te maken. Wij maakten onze eigen gevangenis. Wij niet Hij stuurde onszelf naar de hel. Hij hield van ons in tijden van verdriet en zou ons uiteindelijk verlossen met Zijn goedheid. Wanneer we eenmaal het pad naar Hem hadden gelopen. Wanneer we eenmaal ons eigen persoonlijke pad naar het paradijs hadden gevonden.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het leven is een mysterie, een geschenk. En met alle geschenken kon het worden afgenomen. Als dat moment kwam, klaagde gelovigen niet. Zij dankten God dat het geschenk er was geweest. Ze aanvaardden Zijn grotere wijsheid. Ze hielden des te meer van Hem en putten, uit liefde, enige troost.
Beste medebloggers, deze tekst, a.h.w. een antwoord op de zoveel gestelde vraag waarom het slechte de goede mens treft, vond ik zomaar in de roman De Vaticaanse moorden van David Hewson. Hert lijkt haast een korte krachtige preek met een blijde boodschap, en dit in een roman! Ook mij heeft het even aan het nadenken gezet en ik wilde jullie deze passage dan ook niet onthouden.
Misschien een antwoord op een bericht in mijn gastenboek, al is ook dit puur toeval.
Let wel, deze adembenemde roman gaat wel over moord en doodslag, maar ook over echte liefde en passie en stelt onderhuids wel de vraag of we niet allen deel hebben aan het lijden dat we elkaar aandoen. Bovengenoemde passage mag voor ons, jij en ik, enige troost bieden, want naar wie zouden we gaan?!
|