vervolg van de Boom.
Vroeg in de morgen zal in de dorpen het volk, Naar gelang hij zingt of huilt, het weer voorspellen. Hij kent het geheim van de heftige wolk En van de zon die pruilend over de kil zal hellen; Hij is heel het verleden over de droevige velden, Maar hoe ze ook zijn, die herinneringen Waar zijn hout van vertelde. Zodra januari komt binnendringen En weer boomsap door zijn oude stronk zal zakken Metal zijn knoppen, en al zijn takken; Met dartele lippen en de armen breed Slaakt hij langdurig een aangehouden kreet Naar de komende dingen. En dan, met stralen van regen en licht, maakt hij het weefsel van zijn blaren dicht; Balt hij zijn knoesten en strekt hij zijn twijgen Als wil hij omhoog naar de hemel stijgen; En graaft zo zijn sponzige wortels diep in de grond Tot hij voedsel in poelen en aarde vond En soms houdt hij even op ,een beetje verbaasd Over zijn stille hardnekkige arbeid, zo ongehaast. Maar voor hij zijn vreugde en kracht heeft herkregen, o de gevechten, die hij 's winters moet doorstaan, De zwaarden van storm, de snijdende regen, De razende winden, de beukende orkaan IJzel dat als scherp vijzel hem bijt. Al die haat en al die strijd, hagel uit het oosten; sneeuw uit het noorden En de doodse witte vorst wiens tanden boorden Tot in zijn bast, waar al zijn vezels zijn Die allemaal wringen en beven van pijn , Terwijl toch naar men kent op geen moment zijn energie verdween om stevig te wensen door jaren heen mooier te worden in iedere lente.
word vervolgd. lieve groetjes Monik.
|