Toen kwamen de “vliegers”; het Belgisch militair vliegwezen vier weken oefenen. Veel vliegtuigen hebben wij niet gezien.
Er werd ook een radiografisch station in een klein kamertje opgesteld. Met deze radio werden onze weerberichten naar de andere militaire vliegpleinen overgeseind.
De overige tijd van de lange zomermaanden waren wij helemaal alleen en hadden ook praktisch niets te doen. Het mag gezegd worden dat vele maanden van mijn diensttijd een ware vakantie waren.
Tijdens de vliegeniersperiode hebben we, onder vele andere grappige voorvallen, eens het bezoek gehad van koning Albert, de bergbeklimmer, die altijd vies en vuil gekleed was. Op de aangekondigde dag wemelde het op het vliegplein van officieren, zelfs generaals, die anders nooit te zien waren. Het vliegtuig, een Bréguet, voor die tijd een groot bakbeest, lande moeilijk op het hobbelig veld van zand, keien en heidestruiken, waar zelfs een holle weg doorlag. De koning stapte uit en merkte dat hij zijn kepie vergeten had. Blootshoofds kwam hij aangestapt in zijn lange, vuile regenjas en zijn ruw-lederen bergschoenen vol modder, die zeker nog nooit geblonken waren. Hij kwam recht op onze meteoinrichting af en werd voorgelicht door onze gekke kapitein Vinçotte (vingt sottes). Inmiddels was er groot kepie alarm langs de radio gegeven en een paar uur later landde een zware D.H., maar verongelukte met kepie en al. (D.H.4; De Havilland) De piloot die het plein niet kende, landde in de bremstruiken en het toestel stuikte op zijn kop in de holle weg. Toen we het vliegtuig recht trokken, bleek de houten schroef gebroken.
|