Schrijf het neer en laat het dan los. Laat die rotangst maar los. Angst voor de wraakgodin. Deed je weer iets dat haar niet zinde?
Alsof je gewend bent het omgekeerde van haar te ervaren. De hele weg is bezaaid met mijnen en de hoop ook maar eenmaal in haar buurt te verkeren zonder veelvuldig op een of meerdere mijnen te trappen is quasi nihil. Als zijn er wel zulke momenten. 5 op duizend.
Ieder moment kan een giftige pijl je treffen. Eender wat je doet of net niet doet. Je hebt geen enkele leidraad, want hoe je ook probeert aan al die eisen, verwachtingen, tegemoet te komen, het lijkt onmogelijk.
Een uitdeinende onvrede die slaat en zwaait met een ultrascherp zwaard.
Het is een vicieuze cirkel want terwijl ze naar liefde en warmte verlangt, verjaagt ze deze.
Door dat pantser heen proberen kijken, het lijden zien in plaats van de haat en onvrede.
Ze wil de controle behouden over alles en iedereen in haar omgeving en zelfs erbuiten. Ze eist perfectie van zichzelf en van iedereen in de buurt. Waardoor?
Gelukkig voelt ze zich duidelijk niet.
Alsof iedereen haar naar het leven staat, haar leven wil verzuren, voortdurend bezig is haar leven te verpesten, opzettelijk.
Mijn hart doet pijn, erg vaak, als ik er vandaan kom. Om alles wat ik zie en voel en toch niet in staat om op welke manier haar een hand te reiken, een steun of hulp te zijn om mee te helpen eruit te geraken.
De bescherming ertegen, tegen al die haat en vijandigheid laat het afweten. 't Kan niet de bedoeling zijn dat de duisternis in mij zich hierdoor nog verdiept.
De angst of de zowat onmogelijke alertheid moet ik achter me laten, de spanning mag me niet meer in de greep krijgen, proberen te zijn en blijven hoe ik ben in die sfeer en de dodelijke pijlen negeren, rustig mezelf blijven. Noch dergelijke alertheid, noch spanning en angst zullen iets veranderen aan de toestand... integendeel. Evenmin verzet.
Er hangt een spiegel aan de wand.
De giftige pijlen zullen door me heen gaan zonder werkelijk te raken.
En harde verwijten glijden van me af.
Ik zal ze zien als witte duiven die de weg verloren, rustig blijven staan, ze laten begaan. Ze hoeven niet verward met de vleugels te slaan. Niet in paniek als een waanzinnige te keer te gaan.
Zijn als een meer, als ze erin schoppen, het deert niet, als ze het zand op de bodem doen opgaan, het komt terug neer. En vooral... al die woestheid in dat meer... doet geen zeer.
Dat beeld moet ik me voor de geest blijven halen. Ik denk dat het me kan helpen niet langer meegezogen te worden, of verwoest te voelen.
|