De familie De Ridder in de tuin van hun woning aan de Zuiderlei 142 (nu Amerikalei) te Antwerpen, 1917. Staand van links naar rechts: Walter de Ridder, Willem Elsschot, de meid. Zittend van links naar rechts: Willem de Ridder, Adèle de Ridder, Jeannetta Jozephina (Fine) De Ridder-Scheurwegen met Jan de Ridder op haar schoot, Anna de Ridder |
2000 is Elsschotjaar (1882-1960). De expo “Van De Ridder tot Elsschot” zet de toon voor de rist herdenkingen die lopen tot mei 2001 en vormt de aanloop tot 31 mei. Dan is de Antwerpse schrijver precies 40 jaar dood. In het museum ontdubbelt de man zich tot Alfons De Ridder en Willem Elsschot: de huisvader en de schrijver. Er worden nogal wat familieprenten uit de oude doos gehaald, waaruit de pater familias naar voren treedt. Pa De Ridder heeft nauwelijks wat van de schrijver Elsschot. We zochten de drie overblijvende kinderen Anna, Jan en Ida op. Hun getuigenissen maken een uitzonderlijk portret van Alfons De Ridder. Deze bijlage van Gazet van Antwerpen is een eerbetoon aan de fiere Antwerpenaar die Elsschot was. Aan de man van het grote, kleine oeuvre met de uitgepuurde stijl. Ze is er om te lezen en te bewaren. In de buurt van uw verzamelde werk van Elsschot, natuurlijk.
Dat schreef Martine Cuyt, literair redactrice bij Gazet van Antwerpen, als inleiding bij de “Bijlage bij het Elsschotjaar 2000”.
Dat “lezen en bewaren” hadden wij al gedaan. We gaan nu nog een stapje verder met deze waardevolle “Bijlage bij het Elschotjaar 2000”, halen er naar Angeltjes-normen de belangrijkste brokken uit en schotelen ze de lezers van deze rubriek voor. Omdat voor hen alleen het allerbeste goed genoeg is. En onder hetzelfde motto: lezen en bewaren!
“HIJ LEERDE MIJ GELUKKIG ZIJN”
Dochter Anna De Ridder (intussen overleden- Raymond)
Wat was vaders geliefkoosde bezigheid?
Aan zijn pijpeke trekken. Dat denk ik tenminste. Of misschien nog iets liever: zijn sjiek van links naar rechts bewegen in zijn mond. Ik zag dat aan de dikte van zijn kaak.
Waar had hij een zwak voor?
(Zonder aarzeling met gegier). Voor mij. Ik ging nogal veel naar huis. Mijn oudste zuster woonde in Brussel, Idaake in Mechelen, Jan in Parijs en Walter in Brussel. Papa (lees pepaa) deed altijd open. “t’Is ons Anna,” zei hij op een dag. “Kom binnen. Als er gebeld wordt doe ik altijd zelf open want ik verwacht een Hollandse journalist.” Ik hoorde de Hollandse journalist vragen: “Willem Elsschot, u heeft vele kinderen, niemand die u opvolgt met schrijven?” Ik hoorde hem antwoorden: “Neen, geen enkel.” En toen: “Er is er wel een waarin ik mij totaal terugvind: Anna. Zoudt ge haar graag leren kennen? Draai u om, ze staat daar achter u, met een voorschot aan.” Ikke weg, terug naar de pompbak. (Giert het uit).
Hoe was hij als vader?
Streng, maar rechtvaardig. Als ge een beetje intelligent zijt, neemt ge belangrijke dingen niet licht op.
Kon u met hem praten?
Zeker. Als hij in zijn lederen stoel zat met velouren kussen, dan haastte ik mij altijd in de zetel tegenover hem. Vroeg hij: “Beginnen wij eraan, Anna?” Dat waren serieuze gesprekken over klassieke muziek, geweldige discussies soms ook. Ons onderwerp van gesprek liep meestal uit op lachen. Hij was kolosaal spiritueel.
Over zijn boeken gesproken met hem?
Neen. Nooit. Ik weet niet wat de reden was. Hij moet wel gevoeld hebben dat er boeken waren die ik zo goed als van buiten kende, allez, bij wijze van spreken bijna van buiten. Hij had wel een idee van wie wat gelezen had. “Mijn kleinzoon Willem heeft nooit wat gelezen van mij”, zei hij een keer tegen me.
Wat vond hij erg?
Op een bepaald moment vroeg ik hem: “Pa, waar zoudt ge niet mee kunnen leven?” “Wat ik erg vind?” vroeg hij. “Ik vraag het u”, zei ik. “Ten eerste liegen”, antwoordde hij. “Als ge dat ondervonden hebt, is het nooit meer hetzelfde. Ten tweede: gierigheid, daar kan ik helemaal niet mee leven.” En ten derde ben ik vergeten.
Hoe noemde hij u?
Anna. Vic (haar echtgenoot. Raym.) noemde mij wel eens Anneke, maar dat had hij niet gaarne. Aan een naam torn je niet, zei hij altijd.
Waarin gelijkt u op uw vader?
Da’s moeilijk te zeggen. Laat dat de anderen maar doen. (Wanneer Jan Maniewski er een jeugdfoto van Elsschot bij haalt, gelijken voorhoofd en kin).
Wat was de meest kenmerkende houding van papa?
Na ’t eten deed hij graag een dutje. Dan klopte hij eerst zijn pijp uit en legde een gazet over zijn gezicht, want er mocht geen vlieg in de omtrek zijn. Bij zijn dutje had hij niet graag kinderen rond de oren. Ik woonde nog in de Lemméstraat, omdat wij nog geen woonst hadden gevonden. “Curieus, hè”, zei pa. “Ik was half in slaap en toen dacht ik: hier vliegt een dol rond mij.” Mijn zoontje Willem had de hele tijd rondjes zitten lopen rond zijn fauteuil
Ik zie hem nog in die fauteuil zitten. Aan zijn gezicht en de manier waarop hij aan zijn pijp trok, wist ik dat hij aan het denken was.
Wat was zijn lievelingsgerecht?
Da’s heel gemakkelijk: stokvis. En pilaf, een Arabisch gerecht: rijst met schapenvlees. Goh, wat nog, hij was zo’n kleine eter. Zure vis, ja, maar geen pekelharing, die aten wij ’s nachts op als we waren gaan dansen. Vroeg ons moeder ’s morgens: “Waar is nu die haring naartoe?” En ik en mijn broer Willem: “Als we dat eens wisten.”
Wat dronk Elsschot graag?
Een goed glas wijn, op het goede moment. Een heel goeie borrel. Nooit Belgische jenever. “heeft geen smaak”, zei hij. Schiedam, Bols, wat ben ik allemaal gaan kopen….
Wat heeft u van hem geleerd?
Gelukkig zijn, niet knorren. Ik had mijn energie van bij mijn geboorte en die zou ik behouden.
Nog een mooie anekdote?
Er was eens een huishouden met een kat en een papegaai en dat kwam niet overeen. Die papegaai met zijn grote mond zat altijd af te geven op die kat. Op een keer had de poes de papegaai te stekken, trap af, kelder in. En toen zei de papegaai tegen de kat: “Wij gaan nogal ne gang, he poezeke?” (Lacht aanstekelijk) Hij vertelde dergelijke dingen graag, werkte graag met woordspelingen: “Henrieke?” “Aan watte, ma?” Maar vuile, vulgaire moppen, dat niet. Dat kon hij niet verdragen.
Welk boek van Elsschot is u het liefst?
Het schoonste? Da’s navenant uw eigen humeur. Als ik een beetje in de put zit, ga ik zeker niet “Villa des Roses” lezen.
Ik vind de boeken magnifiek, ik heb ze gelezen en herlezen. En iedere keer ontdek ik er iets nieuws in. Weet ge dat ik spijt had dat ik die mensen allemaal kende? Zo scherp beschreef hij ze.
Weet ge wat ik onlangs nog eens heb herlezen? “Het Tankschip”. En da’s mij kolossaal meegevallen. Het tweede deel is zo plezierig dat ik ben moeten stoppen met lezen van het lachen. Van een geestigheid, ja, da’s nu het woord, geestigheid!
Wordt Elsschot naar waarde geschat?
Hangt af van de tijd. Voor de moment heel erg. Alleen als ge afgaat op het feit dat op school Elsschot verplicht is. Om te lezen en dus te leren.
Wat is de grootste legende over Elsschot?
Dat hij van school is gesmeten. Daar is niets van aan. Dat heeft hij me zelf verteld. Hij wilde daar weg. Hij had een “kazaksken” klaarstaan en tijdens de recreatie is hij het afgebold. Hij wou ermee stoppen.
Wat moet er gebeuren in dit Elsschotjaar?
Ik wil al lang een brief schrijven aan Leona Detiège. Krijgt ge briefkes in uw bus: “Antwerpen, houd uw stad rein.” Allez, kijkt nu naar dat beeld van vader: om te schreien, beschilderd, de duiven doen er hun gevoeg op. Allez, die duiven zou hij nog “plezant” gevonden hebben. Maar die spuitbussen, nee.
Ze hebben vader daar in een kot gezet, met bankskes rond waar de mensen hun boterhammeke eten en achteraf hun buskes hier en buskes daar gooien. Ja, het beeld is helemaal, pepaa, maar moesten ze hem dan hoog op een paard zetten, zoals Leopold?
Dames en heren, houd uw stad rein, gaat maar eens zien naar het Mechelseplein.”
P.S. Voor het eerstvolgende interview schakelden wij Martine Cuyts bandopnemertje aan en legden ons oor te luisteren bij dochter Ida De Ridder.
Raymond
|