.
.
Met zoon Jan De Ridder sluiten we de rij van vraaggesprekken die door Martine Cuyt, literair redactrice bij Gazet van Antwerpen, werden afgenomen in de aanloop van het Elsschotjaar 2000 van de toen nog overgebleven kinderen van Willem Elsschot.
Zeer binnenkort volgen er nog interviews van kleinzonen Tsjip Jan Maniewski en van reclameman Walter De Ridder. Ook hun getuigenissen dragen in aanzienlijke mate bij aan een uniek portret van de huisvader Alfons De Ridder. Als dusdanig zijn ze ook moeilijk weg te denken als aanvulling bij een eerbetoon aan het schrijvend genie dat Antwerpenaar Willem Elsschot was.
“ELSSCHOT WAS GEEN LEZER”
Zoon Jan De Ridder.
Wat was vaders geliefkoosde bezigheid?
Zijn geliefde bezigheid was met vrienden een vat bordeaux, Pontet-Canet, openmaken in de kelder. Daar waren altijd kameraden bij zoals zeeloods Piet Collard en de bekende beeldhouwer Suske Claessens, samen met een hoop anderen. Dat was pas een evenement! Al liep het gros van het vat vaak alles behalve in flessen.
Mocht u meenippen?
Op latere leeftijd, of stiekem. Aan tafel was het water drinken. Op mijn vijftiende kreeg ik wijn versneden met water. Na een tijdje verdween het water uit de wijn. Ik spreek over ’s middags. ’s Avonds dronken we altijd thee. En dan was er porto natuurlijk, de koning van de wijn noemde hij die drank. Zo heb ik eens met drie vrienden vier flessen porto leeggedronken voor we naar het bal gingen van Antwerpen Boven. Daar heeft hij nooit wat over gezegd.
Waar had hij een zwak voor?
Hij had voor heel wat zaken interesse. 1. Oude meubelen 2. Klassieke muziek, al heeft hij van mij veel jazz moeten verteren. Ik was met Willem Dolphyn, de zoon van Anna, naar een concert van Louis Armstrong geweest, meteen coup de foudre. En toen ben ik meteen platen beginnen kopen. Pa liet mij de platen spelen. 3. Een glaasje wijn - met een voorkeur voor rode bordeaux – aan tafel. Een borrel mocht hij ook graag, maar ik heb hem nooit dronken gezien. 4. Rust, hij ging geweldig graag naar zee, hield van de zeelucht en van vissen. 5. Hij was een groot liefhebber van oude, mooie schilderijen. Hij had veel van Dolphyn. 6. Oosterse tapijten.
Las hij veel?
Hij was geen lezer. Had hij een boek, dan gaf hij het weg. In deze kast, die nog van hem is geweest, stonden welgeteld twee boeken: de bijbel en Guido Gezelle. En dat voor een vrijdenker! Hij las ook in die bijbel en heeft er gebruik van gemaakt voor het Bormsgedicht.
Hoe was hij als student?
Elsschot was exceptioneel intelligent. Kun je zeggen, waarom heeft hij dan de zesde en de zevende gedubbeld en de vijfde slechts met de hakken over de sloot gehaald? Hij is van school gestuurd wegens wangedrag. Dan is hij twee jaar leegloper geweest, maar ondanks die achterstand heeft hij later zijn examen voor de middenjury gehaald en is hij vervolgens aan de Handelshogeschool met grote onderscheiding afgestudeerd.
Is hij nu van school gestuurd of gegaan?
Gestuurd. Ik zal je dit voorbeeld van wangedrag vertellen. Hij had een goede vriend, een reus van een kerel, die meer op straat zat dan op de schoolbanken. Op een zeker moment hadden ze afgesproken dat die vriend eerst een baksteen door de ruiten van vaders klas zou gooien en daarna vice versa. Er is een geweldige herrie van gekomen. Stel u eens voor hoe onverantwoord van mijn vader: die baksteen had evengoed hem kunnen treffen. Hij wist alleen wanneer die door het raam zou komen. Ik weet niet meer of die jongen is aangehouden, wat ik wel weet is dat Elsschot zelf geen baksteen heeft gegooid.
Welk beeld van Elsschot prikt op uw netvlies?
Ik zie hem in zijn stoel zitten terwijl hij ’s middags zijn dutje doet. Aan zee ook, in zo’n plooistoel. Zelfs in de zomer had hij zijn frak aan en zijn baret op.
Wie lijkt het meest op vader?
Walter. Iedereen zegt dat. Misschien ook Anna en Ida, qua gelaatstrekken.
Wat heeft u gemeen met uw vader?
De voorkeur voor klassieke muziek want naast jazz ben ik ook de klassieke componisten gaan appreciëren. Mijn oudste zuster Adèle speelde prachtig op de piano: Beethoven, Bach. Ze bereidde haar examens voor met Mozart, Schubert en Chopin. De fijne humor, ja, die zit in de familie. Weet je wat we allemaal met hem gemeen hebben? We zijn allen een beetje emotioneel. Als hij een gedicht over zijn moeder voorlas of naar muziek luisterde, dan stonden de tranen hem vaak in de ogen. Hij was geweldig gemakkelijk te ontroeren.
Kon u gemakkelijk met hem praten?
Als Ida en moeder al slapen waren – en de anderen getrouwd – zaten wij twee nog vaak te praten. Ik had altijd vragen over mijn studies. Of ik vroeg hem wat een bepaald woord in het Engels was, want dan hoefde ik het woordenboek niet open te slaan. Op mijn vragen over het Nederlands heeft hij altijd kunnen antwoorden. Altijd. Hij kende vlot zijn talen.
Praatten jullie ook over literatuur?
Over de buitenlandse letterkunde wel. Zo heeft hij me Edgar Allan Poe aangeraden toen ik op zoek was voor een boek voor Engels. Hij had een grote bewondering voor Flaubert en voor Victor Hugo. Bij de laatste had dat wel meer te maken met zijn rol als revolutionair dan met diens werk, denk ik. Multatuli, Vondel, Gezelle. Van Walschap heeft hij “Genezing door aspirine” vertaald, maar hij vond Walschap niet zo goed, denk ik. Over zijn werk? Neen. Wij durfden niet. Hij was bedeesd en wij ook.
Wat was zijn lievelingsgerecht?
Bonen met stukjes spek en gekookte aardappelen. En rode kool.
Welk boek van Elsschot is u het liefst?
“Kaas” en niet alleen omdat het ook het lievelingsboek van vader was. Er zit volgens mij een filosofie in die kan worden samengevat in dit spreekwoord: “Schoenmaker, blijf bij uw leest.”
En vervolgens “Een ontgoocheling.” Elsschot is het Keizerke over wie het boek gaat.
Wat heeft u van hem geleerd?
Een zekere levenswijsheid, een filosofie. En zwemmen. Hij was heel sportief en heeft alle kinderen leren zwemmen. Dan moesten we met onze buik op een stoel gaan liggen en de bewegingen leren.
Wordt Elsschot naar waarde geschat?
Op het ogenblik wel, voeger niet. In Vlaanderen en Holland is hij goed gekend. Hij wordt gelezen, er worden films gemaakt. Ik hoop overigens dat die films niet zo’n catastrofe worden als “Het Dwaallicht”. Ik heb hem niet gezien, maar die moet erg zijn geweest.
Wat doet u op 15 mei 2000?
Da’s nu nog een beetje te vroeg om te zeggen. Het kan zijn dat ik nog eens naar Antwerpen kom, voor het Elsschotjaar. Kan ik me ook eens laten onderzoeken door mijn neef, Jan Maniewski. Hij is een goede dokter. En in de Franse dokters heb ik geen vertrouwen.
(Nota van Raymond: dit interview werd afgenomen in 2000. Jan De Ridder, die sinds 1946 in Parijs woonde, is intussen overleden).
Raymond
|