Wat was je altijd zo mooi aangekleed
in je goede pak.
En nu sta je daar
misschien wel niet zo erg op je gemak.
Al je kleren liggen nu verspreid
over de grond, en maken de vloer
gekleurd, rommelig en bont.
En daar in het midden
sta jij zo naakt en zo kaal.
Maar je naaktheid en je kleuren
vormen samen een mooie verhaal.
En als ik dan zachtjes
mijn handen over je lichaam laat strijken
bedenk ik dat je zelfs zonder kleren
prachtig bent om naar te kijken.
Zo sterk en stoer zoals je nu voor mij staat.
Jij die altijd geduldig luisterd,
als ik mijn problemen met je bepraat.
Jou zal ik nooit vergeten
en alles is aan je toevertrouwd.
zo groot en krachtig als jij bent gebouwd.
Bij jou zwijmelde ik vaak in een wondermooie droom.
Mijn wondermooie boom.
|