1. De rente op een spaarboekje blijft tot 1.770 euro vrijgesteld van belastingen. Maar de fiscale vrijstelling zal voortaan via de belastingaangifte worden toegekend. Di Rupo wil concurrentie verzekeren op het segment van de spaarrekening door de berekeningswijze van de getrouwheidspremie en die van de andere percentages aan te passen.
2. Roerende voorheffing op kasbons, termijnrekeningen en obligaties stijgt van 15 naar 20 procent.
3. De belasting op dividenden wordt altijd 25 procent. Dat betekent in de praktijk een afschaffing van VV-strips. Voor bepaalde Belgische aandelen geven die recht op een verminderde roerende voorheffing van 15 in plaats van 25 procent.
4. Dienstencheques worden duurder en de fiscale aftrek verdwijnt. De prijs van de dienstencheques hangt af van het aantal gekochte cheques. Nu betaalt een gezin 7,5 euro en na aftrek is dat nog 5,25 euro. Een gezin dreigt na de invoering van de maatregel al snel 8 euro kwijt te zijn in plaats van 5,25 euro nu.
5. Tijdelijke crisisbelasting van 0,5% op vermogens groter dan 1,25 miljoen euro. Het woonhuis en het vermogen dat wordt gebruikt voor de beroepsactiviteit, worden niet meegeteld bij de berekening van het belaste vermogen.
6. Meerwaardebelasting van 25% bij de verkoop van aandelen en effecten tussen 1 en 8 jaar na de aankoop. Wie die aandelen binnen het jaar verkoopt en daar winst op maakt, moet 50 procent afstaan. Als de winst er komt na een termijn van 1 tot 8 jaar, gaat 25 procent naar de staat. Als de aandelen pas na 8 jaar met winst worden verkocht, moet u geen belastingen betalen.
7. De taks op beursverrichtingen wordt geactualiseerd om speculatie te bestrijden. Di Rupo stelt voor om de rentevoet en de plafonds per transactie te verhogen. De beurstaks bracht vorig jaar 135 miljoen euro op.
8. De lasten op (vervuilende) bedrijfswagens gaan omhoog. Grote wagens worden fors duurder. Kleine wagens worden goedkoper en middenklassers blijven gelijk.
9. Er komt een taks op vliegtuigtickets in eerste klasse en businessclass.
10. De minimumleeftijd van het vervroegd pensioen, momenteel 60 jaar, wordt met 2 maanden per jaar opgetrokken, tot 62 jaar.
11. In de privésector wordt iemand die meer dan 45 jaar gewerkt heeft, daar voortaan ook voor beloond met een hoger pensioen.
12. Wie met brugpensioen wil, zal voortaan 40 jaar gewerkt moeten hebben in plaats van 38 jaar nu. Bovendien stijgt de leeftijd van 58 naar 60 jaar. Bij herstructureringen stijgt de minimumleeftijd in alle gevallen naar 55 jaar.
13. De automatische koppeling van het ambtenarenpensioen aan de ambtenarenlonen, de perequatie', wordt ter discussie gesteld. Dat moet de factuur drukken van de ambtenarenpensioenen, die elk jaar bijna 12 miljard euro kosten. De overheidspensioenen zouen berekend worden op de laatste 10 in plaats van de laatste 5 loopbaanjaren, wat zal leiden tot iets lagere pensioenen.
14. De minimumpensioenen voor zelfstandigen en werknemers worden voortaan om de 2 jaar met 2 procent automatisch verhoogd. De andere uitkeringen zouden om de 2 jaar met 0,7 procent stijgen. Het minimumpensioen van zelfstandigen wordt geleidelijk opgetrokken tot het niveau van de werknemers. Die hervormingen gelden wel alleen voor nieuwkomers, zodat de impact pas op lange termijn voelbaar zal zijn.
15. De werkloosheidsuitkering wordt verminderd in de tijd. De eerste vier maanden stijgen ze met 16,7 procent, zodat een werkloze 70 procent van zijn loon krijgt, tegen 60 procent nu. Afhankelijk van hoelang hij werkloos is, valt zijn uitkering na maximaal 3 jaar terug op een forfaitair minimum. Maar de uitkering verdwijnt nooit.