1.1. Als men de antieke beschaving oppervlakkig met de onze vergelijkt, dan heeft men ongetwijfeld moeite om de actualiteit van bovenstaand citaat aan te voelen. De veranderingen die zich vooral op het gebied van de materiële levensomstandigheden voltrokken hebben, zijn zo groot dat het op het eerste zicht niet opvalt hoe talrijk de punten van overeenkomst zijn tussen de moderne mens en zijn soortgenoot in een ver verleden. Die overeenkomsten moeten zelden op technisch vlak gezocht worden, maar eerder in het algemeen gedragspatroon : de mens die liefheeft, bezig is met de opvoeding van zijn kinderen, angst heeft voor de dood, ten oorlog trekt, zoekt naar een betere samenleving en noem maar op, vindt in het verleden dezelfde problematiek en dezelfde aspiraties. Tot de constanten in het wezen van de mens behoort stellig zijn artistieke begaafdheid en gevoeligheid. Duizenden jaren lang reeds produceerden kunstenaars een ononderbroken en steeds aanzwellende stroom creaties, die de moderne mens bereiken op verschillende manieren en plaatsen : boek, concertzaal, radio, museum, theater, bioscoop, televisie... Het kunstwerk wordt door kijken en luisteren voor de geest toegankelijk gemaakt. Genieten van kunst is het beleven van andermans creativiteit
In de mythologie van de oudheid vinden we in de figuur van Orpheus, die met zijn gezang mensen en dieren, ja zelfs bomen en rotsen wist te bekoren, een der oudste voorbeelden van de kracht die van een menselijke creatie kan uitgaan. De legende stelt ons Orpheus voor als een dichter-zanger uit Thracië (N.-Griekenland), die vóór de Trojaanse oorlog (1193-1184) geleefd zou hebben. Pas gehuwd verloor hij zijn echtgenote Eurydice, die stierf tengevolge van een adderbeet.
E. Poynter, Orpheus and Eurydice
Orpheus besloot een poging te doen om in de onderwereld af te dalen en zijn vrouw terug te halen. Dankzij zijn talent als zanger kan hij de goden van de onderwereld vermurwen : hij krijgt Eurydice terug op voorwaarde dat hij tijdens de terugtocht niet omkijkt.
Nog vóór hij de bovenwereld bereikt, overtreedt hij dat bevel en hij verliest zijn geliefde nu voor altijd. Ontroostbaar wijst hij elke andere vrouw af, wat hem kwalijk wordt genomen. Tijdens een feest ter ere van Bacchus, door Thracische vrouwen gehouden, en waarbij als hoogtepunt een offerdier levend wordt verslonden, ondergaat Orpheus dat lot.
1.2. De legende heeft op talloze kunstenaars een sterke aantrekkingskracht uitgeoefend. Karel van de Woestijne (1878-1929) verwerkte ze in een lang gedicht, getiteld "De terugtocht", waaruit het volgende fragment werd geknipt :
O mijne vrienden! - en wij gingen, en zij volgde mij gelijk een schromig kind. Wij gingen al valleien, rotsen-bar; een stroom was log aan onze zijde lijk gesmolten lood; en gene lucht was, dan van lood... Ik sprak geen woord. Halsstarrig ging 'k naar mijne vreugde. En zij, ze volgde mij. Ze had een kleed dat wuifde in zoet gerucht, en geurde waar het wuifde. En ik en sprak, het aangezicht aldoor mijn vreugde toe, geen woord. En zij en sprak, dan voor een kleinen kreet : "Mijn Orpheus!" en ik raadde een harden kei onder heur voete'; of voor een schonen lach : "Mijn Orpheus!" en ik raadde dat ze had een vreugde om ene eenzame bloeme; of voor een angst'ge vraag : "Mijn Orpheus?" en ik wist dat haar de reize lang scheen... Maar ik ging de hals gestrekt, de harde landen door, bloed aan mijn zool weldra, en dorst ten mond. En 'k dacht : "O lange reize! Heeft ook zij thans bloed aan hare zole, en dorst ten mond?" Maar 'k ging en zou niet ommezien... - Ik wist : thans zuchtte zij. Een bons was in mijn hart dien ik herkende haren bons te zijn, gelijk ik vaak hem hoorde van heur hart. En zij en sprak mijn naam weer. Zachte ging ze me achteraan. Ze zuchtte maar, en bleef een wijle staan, en ging dan weder aan, en zuchtte dieper... Tot plots heur kreet me ontstelde : "Orpheus!" was heur gil; "Ach Orpheus!" weer, en were dan : "Ach Orpheus, Orpheus!" - IJlings bleef ik staan. Ik voelde dat ze bleek werd. Zijlings spande haar ter keel een dubble peze... - Ik zweeg... 'k En roerde. Ik zag de toekomst in. Ik zweeg... - Maar weder was, en smekend thans, heur kreet : "Mijn Orpheus! zie toch! zie : deze adder weer; weer naar mijn hiel deze adder; Orpheus, oh, de adder van Aristaeus!"... - Vrienden, ach, 'k heb omgekeken toen. Haar stemme had mijn hart verscheurd. En... 'k had mijn hoop verscheurd... - Toen 'k omzag vlood een nevel vóór me weg. "Eurydice, Eurydice!" bezwoer 'k de vliedende gestalte : maar 't en hielp. Ik liep haar na; ik holde; ik had de kracht des sterken winds in 't bol zeil van mijn kleed : 't en hielp... - Zij was, Eurydice, zij was, o mijne vrienden, Eurydice was verloren, mijne vrienden... (uit Interludiën I, 1910-1911)
G. Kratzenstein, Orpheus en Eurydice
1.3. De opera, als muzikaal genre tegen het einde van de 16de eeuw ontstaan, was een poging om de klassieke Griekse drama's, waarvan men toen ten onrechte meende dat ze integraal gezongen waren, te reconstrueren. Zo begrijpt men dat de stof voor de opera's vrijwel uitsluitend ontleend werd aan de klassieke mythologie en geschiedenis. Dit bleef zo tot in de 18de eeuw. Het Orpheus-thema werd in die periode herhaaldelijk op het toneel gebracht, o.a. door Christoph Willibald von Gluck (1714-1787) in zijn "Orfeo ed Euridice" (1762). Hoewel dit stuk tegenwoordig meestal in het Frans wordt opgevoerd, werd de oorspronkelijke versie in het Italiaans geschreven, met een castraat in de titelrol. Deze laatste bijzonderheid maakt duidelijk waarom men in onze tijd de rol van Orpheus laat zingen door een vrouwenstem (alt). Hieronder volgt de tekst van een beroemde aria uit het derde bedrijf :
Che farò senza Euridice? Wat moet ik doen zonder Eurydice? Dove andrò senza il mio ben? Waar ga ik heen zonder mijn geliefde? Euridice! Oh Dio! Rispondi! Eurydice! O God! Geef antwoord! Io son pure il tuo fidel! Ik ben nochtans uw trouwe dienaar! Euridice! Ah! non m'avanza Eurydice! Ach! Niets kan me baten, Più soccorso, più speranza, Noch hulp, noch hoop, Ne dal mondo, ne dal ciel! Niet vanop de wereld, niet vanuit de hemel! Che farò senza Euridice? Wat moet ik doen zonder Eurydice? Dove andrò senza il mio ben? Waar ga ik heen zonder mijn geliefde?
1.4. De antieke bronnen die van de legende van Orpheus getuigen, zijn zeer talrijk. In de Latijnse letterkunde is het verhaal uitvoerig bewerkt door o.a. Ovidius (43 v. Chr.-18 na Chr.) en Vergilius (70-19 v. Chr.). Bij deze laatste dichter vinden we het verhaal in de Georgica. Dit leerdicht over diverse landbouwactiviteiten (akkerbouw, boomkweken, veefokkerij en bijenteelt) werd bij de tweede uitgave ervan in 26 v. Chr. verrijkt, op verzoek van keizer Augustus, met de episode over Orpheus. Vergilius slaagt erin het verhaal op een handige manier in het vierde boek te verwerken. Dit deel van de Georgica is aan de bijen gewijd. Hoewel ook bijen sterven, lijkt hun natuur dicht bij de "goddelijke" te staan. In de oudheid geloofde men immers dat bijen spontaan kunnen voortkomen, als bij mirakel, uit het rottend vlees van een dood kalf. Deze "methode" om bijen te kweken zou door een zekere Aristaeus ontdekt zijn. Hij slaagt er echter niet in zijn bijen in leven te houden. De verklaring van zijn mislukking krijgt hij van de waarzeggende zeegod Proteus : er rust een vloek op hem, omdat hij verantwoordelijk is voor de dood van Eurydice.
Illa quidem, dum tefugeret per flumina praeceps, immanem ante pedes hydrum moritura puella servantem ripas alta non vidit in herba. Ipsecavasolans aegrum testudine amorem te, dulcis coniunx, te solo in litore secum, 5 te veniente die, te decedente canebat. Taenarias etiam fauces, alta ostia Ditis, et caligantem nigra formidine lucum ingressus Manesque adiit regemque tremendum nesciaque humanis precibus mansuescere corda. 10 At cantu commotae Erebi de sedibus imis umbrae ibant tenues simulacraque luce carentum, quam multa in foliis avium se milia condunt, vesper ubi aut hibernus agit de montibus imber, matres atque viri defunctaque corpora vita 15 magnanimum heroum, pueri innuptaeque puellae impositique rogis iuvenes ante ora parentum; quos circum limus niger et deformis harundo Cocyti tardaque palus inamabilis unda alligat et noviens Styx interfusa coercet. 20 Quin ipsae stupuere domus atque intima Leti Tartara caeruleosque implexae crinibus angues Eumenides, tenuitque inhians tria Cerberus ora atque Ixionii vento rota constitit orbis. Iamque pedem referens casus evaserat omnes 25 redditaque Eurydice superas veniebat ad auras pone sequens (namque hanc dederat Proserpina legem), cum subita incautum dementia cepit amantem ignoscenda quidem, scirent si ignoscere Manes : restitit Eurydicenque suam iam luce sub ipsa 30 immemor, heu, victusque animi respexit. Ibi omnis effusus labor atque immitis rupta tyranni foedera, terque fragor stagnis auditus Averni. Illa "quis et me" inquit "miseram et te perdidit, Orpheu, quis tantus furor? en iterum crudelia retro 35 fata vocant conditque natantia lumina somnus. Iamque vale; feror ingenti circumdata nocte invalidasque tibi tendens, heu non tua, palmas." Dixit et ex oculis subito, ceu fumus in auras commixtus tenues, fugit diversa neque illum 40 prensantem nequiquam umbras et multa volentem dicere praeterea vidit.
(Georgica IV 457-458; 464-502) Voetnoten 1. illa : Eurydice / te : Aristaeus / fugeret : na 'dum' verwacht men 'fugit'; de conj. drukt een schakering van doel uit 2. immanis, is, e : vreselijk / hydrus, i : slang 4. ipse : Orpheus / cavus : uitgehold, hol / solari : troosten, verzachten / testudo, inis : schildpad (het pantser van dit dier werd gebruikt voor het vervaardigen van de lier) 7. Taenarius : van Taenarum, stad en kaap in Laconië (tegenwoordig kaap Matapan), waar volgens de legende een grot was die toegang gaf tot de onderwereld) / fauces, ium : keel; ingang / Dis, Ditis : Pluto 8. caligare : in het duister gehuld zijn 9. Manes : de schimmen van de afgestorvenen 10. mansuescere : zich laten vermurwen 11. Erebus, i : de onderwereld 13. quam multa... : tam multa milia, quam multa... 17. rogus, i : brandstapel 19. Cocytus, i : stroom in de onderwereld 20. alligare : vasthouden, tegenhouden / noviens : negenmaal / coercere : bijeenhouden, insluiten 21. stupere, stupui : verstijven, verstommen 22. caeruleus : donkerblauw / anguis, is : slang 23. Eumenides : de Furiën, de wraakgodinnen 24. Ixionius : van Ixion; Ixion beledigde Iuno en werd hiervoor in de onderwereld op een eeuwig ronddraaiend rad gebonden 27. pone : adv. "achteraan" 30. resistere, restiti : blijven staan 32. immitis, is, e : onverzoenlijk 33. stagnum, i : (stilstaand) water / Avernus : meer in Campanië, volgens de sage één van de ingangen van de onderwereld 39. ceu : zoals