Latijnse thematische bloemlezing
Latijn lezen aan de hand van het continuum
Ga terug
  • naar lijst met teksten en onderwerpen
  • 28-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Caput 6 : Het schouwspel 6

    6. "Thyestes"

    6.1. Hoewel, zoals gezegd, de belangstelling van de Romeinen hoofdzakelijk naar komisch toneel uitging, werd ook in Italië de grote "tragische" traditie van de Grieken voortgezet, zij het dan voor een select publiek. Aanvankelijk werden alleen vertalingen gemaakt van de Griekse tragici (Aeschylus, Sophocles, Euripides). Onder die invloed ontstond een typisch Romeins treurspel, de "fabula praetexta", waarvan de inhoud op de nationale geschiedenis gebaseerd was. In de keizertijd waren zowel de komedie als de tragedie echter volkomen in verval geraakt. In de theaters genoten toen de "pantomimen" (schouwspelen met veel muziek en ballet) de grootste populariteit. Wel ontstond er een soort  'leesdrama', dat men dus niet meer op het toneel kon zien, maar door lectuur moest leren kennen. L. Annaeus Seneca (ca. 5 v. Chr. - 65) schreef er verscheidene, waarvan grote invloed is uitgegaan op het drama van de Renaissance en van latere tijden.

    6.2. In ons land is het toneel van Seneca weer actueel geworden dankzij de bewerkingen die Hugo Claus (1929-2008) ervan gemaakt heeft. Deze auteur is erin geslaagd de Latijnse leesdrama's tot boeiende "kijkstukken" te transformeren. In 1966 kwam "Thyestes" tot stand. In dat stuk koestert Atreus een dodelijke haat tegen zijn broer Thyestes, omdat deze laatste met hulp van de koningin gepoogd had zich meester te maken van de troon. Om zich te wreken heeft Atreus zich eerst bedrieglijk met zijn broer verzoend; daarna heeft hij diens drie kinderen gedood, hun hoofden en handen afgehakt en het overblijvende laten bereiden als maaltijd voor Thyestes. Tijdens die maaltijd vraagt Thyestes naar zijn zonen, waarop Atreus genietend van zijn wraak, hem hoofden en handen laat zien...

    Atreus : (trekt Thyestes recht aan zijn haren, duwt hem naar het overschot van zijn kinderen) Hier zijn ze, je wilde dat ik ze riep, ik hou je niet tegen, grijp ze dan, streel ze, kus ze, verdeel je kussen onder alle drie.
    Thyestes : (rent weg, komt terug, kijkt naar het bebloede laken, gaat naar Atreus) (Stil) Is dit je vertrouwen, is dit je vriendschap? Ben jij mijn broeder?
    Atreus : Daarom juist ben ik je broeder.
    Thyestes : Ik zal ze niet meer levend zien. Ah! (Stilte) Broeder, nog één ding. O, bewaar je haat in lichterlaaie, laat je misdaad ongerept, koester je daad, maar één ding, laat mij nu alleen met hen. Laat wat er van hen overblijft hier brengen, dat ik hen kan begraven of verbranden. Ik vraag je niets dat ik voor mezelf kan behouden, ik vraag je iets dat ik moet verliezen.
    Atreus : Wat er van hen overblijft, je hebt het. Wat er niet van hen overblijft, je hebt het ook.
    Thyestes : (geweldig) Waar zijn hun lichamen? Liggen ze op het dak van je wintertuin ten prooi aan valken en gieren?
    Atreus : (statig) Jij zelf hebt van je kinderen gegeten in een heiligschennend maal.
    (Thyestes geeft een schreeuw en braakt over zijn koningskleed. Atreus blijft hem doordringend aankijken)
    Thyestes : (loopt van hem weg) Dit was het dus waarvoor de goden zijn gevlucht! Daarom is het dat de verschrikte dag zich heeft verborgen. Wat kan ik schreeuwen? Welke kreten kan ik roepen? Ik heb geen woorden. Hun hoofden, afgehakt, hun handen afgerukt, liggen daar, dáár ligt wat hun gulzige vader niet meer kon verslinden! Hun vlees wentelt in mij rond, in mijn bloed, ik wil een opening snijden, mijn kinderen bevrijden. Wil je mij je mes niet geven? (Hij slaat op zijn borst, houdt er dan bruusk mee op) Ik sla op hun schaduw! (Rent naar voor) Dit is een nachtmerrie, ik ben hier niet; een vader die zijn kinderen verstikt en door zijn kinderen wordt verstikt! Is er geen grens meer aan het kwaad op aarde?
    (Thyestes, De Bezige Bij, Amsterdam 1975)



    6.3. Bij Seneca lezen we nu dezelfde scène. Ook in het model vinden we dezelfde nadruk op bepaalde gruwelijke details, waarvoor de Romeinse mentaliteit een niet te miskennen belangstelling had.

    Atreus : Iam accipe hos potius libens
    diud expetitos; - nulla per fratrem mora :
    fruere, osculare, divide amplexus tribus.
    Thyestes : Hoc foedus? Haec est gratia, haec fratris fides?
    Sic odia ponis? Non peto incolumes pater                                                           5
    natos ut habeam, scelere quod salvo dari
    odioque possit, frater hoc fratrem rogo :
    sepelire liceat. Redde quod cernas statim
    uri; nihil a te genitor habiturus rogo,
    sed perditurus.                                                                                                         10
    Atreus : Quicquid e natis tuis
    superest habes, quodcumque non superest habes.
    Thyestes : Utrumne saevis pabulum alitibus iacent
    an beluis servantur? An pascunt feras?
    Atreus : Epulatus ipse es impia natos dape.                                                        15
    Thyestes : Hoc est deos quod puduit, hoc egit diem
    aversum in ortus. Quas miser voces dabo
    questusque quos? Quae verba sufficient mihi?
    Abscisa cerno capita et avulsas manus
    et rupta fractis cruribus vestigia : -                                                                     20
    hoc est quod avidus capere non potuit pater.
    Volvuntur intus viscera et clusum nefas
    sine exitu luctatur et quaerit fugam.
    Da, frater, ensem; - sanguinis multum mei
    habet ille : ferro liberis detur via.                                                                         25
    Negatur ensis? Pectora inliso sonent
    contusa planctu. - Sustine, infelix, manum,
    parcamus umbris. - Tale quis vidit nefas?
    Quis inhospitalis Caucasi rupem asperam
    Heniochus habitans, quisve Cecropiis metus                                                      30
    terris Procrustes? Genitor en gnatos premo
    premorque natis : - sceleris est aliquis modus?

    (Thyestes 1021-1051)

    Voetnoten
    1. libens : met genoegen, gaarne
    5. incolumis, is, e : ongedeerd
    6. scelere odioque salvo : "zonder je misdaad te verzwakken en je haat te verminderen"
    9. habiturus : "om het te behouden"
    13. pabulum, i : voedsel / ales, itis : vogel
    14. belua, ae : beest
    15. epulari : eten, opeten / daps, dapis : feestmaal
    16. me pudet : ik schaam me
    17. ortus, us : oorsprong; (hier) het oosten
    20. crus, cruris : been / vestigium , i : spoor, overblijfsel
    22. viscera, um : ingewanden
    23. luctari : worstelen
    24. ensis, is : zwaard
    26. inlidere, lisi, lisum : tegen iets slaan
    27. contundere, tudi, tusum : verpletteren, kneuzen / planctus, us : het slaan op de borst ten teken van rouw
    30. Heniochus : de Heniochi waren een Sarmatisch volk in Azië / Cecropius : Attisch of Atheens (Cecrops was de oudste mythische koning van Athene)
    31. Procrustes : rover in Attica, die de reizigers die hij gevangen genomen had, op een bed uitrekte als ze te kort waren, of hun ledematen afsneed als ze te lang waren



    28-08-2008, 00:00 geschreven door Willy
    Reacties (0)
    Foto
    Mijn favorieten
  • Alles voor leraar en student klassieke talen

  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!