Separatieangst, separatieangststoornis of verlatingsangst is een psychische aandoening die zich bij kinderen (meestal tussen zeven en negen jaar oud) en soms jongvolwassenen (tot achttien jaar) kan ontwikkelen. In het DSM-IV is de aandoening ingedeeld bij de ontwikkelingsstoornissen.
Kinderen in de leeftijd van achttien maanden tot drie jaar ervaren meestal angst of spanning als hun ouders de kamer verlaten. Vaak zijn kinderen bang voor verlating als ze voor het eerst naar school gaan. Normaal gesproken verdwijnt deze angst snel als hun aandacht wordt verlegd of als ze hun omgeving gaan verkennen. Vanaf de leeftijd van vier hebben kinderen meestal geleerd om enige tijd alleen te zijn.
Als de angst of spanning echter niet op een normale manier verdwijnt, kan er sprake zijn van separatieangst. Het kind is dan overmatig gespannen of angstig als de ouders er niet zijn of heeft erg veel heimwee in een onbekende omgeving. Soms projecteren kinderen hun spanning en maken zich zorgen om het welzijn van hun ouders of verzorgers.
Separatieangst kan optreden tot het achttiende levensjaar. Als deze niet geheel is verwerkt, kan deze nog optreden als symptoom van bredere ziektebeelden, bijvoorbeeld bij de borderline-persoonlijkheidsstoornis.
In de fase van ontwikkeling ongepaste en overmatige angst over separatie van huis of mensen waarmee een sterke binding bestaat. Dit blijkt uit drie of meer van de volgende criteria:
herhaalde overmatige spanning bij (anticipatie van) verlating van huis of mensen waarmee een sterke binding bestaat.
aanhoudende en overmatige zorg over het verliezen van mensen waarmee een sterke binding bestaat of zorgen over hun welzijn.
aanhoudende en overmatige zorg dat een onverwachte gebeurtenis tot separatie leidt (bijvoorbeeld verdwalen of gekidnapt worden).
aanhoudende terughoudendheid of weigering om naar school of ergens anders heen te gaan uit angst voor separatie.
aanhoudende en overmatige angst of terughoudendheid om alleen te zijn of belangrijke mensen te thuis missen of belangrijke volwassen op andere plaatsen.
aanhoudende terughoudendheid of weigering om te gaan slapen zonder een belangrijk persoon in de buurt of om uit logeren te gaan.
herhaalde nachtmerries over vormen van separatie.
herhaalde fysiologische klachten (bijvoorbeeld hoofd- en maagpijn, misselijkheid, braken) als een belangrijke persoon weggaat of als dit wordt verwacht.
De duur van de stoornis is minimaal vier weken.
De stoornis treedt op voor het achttiende levensjaar.
De stoornis veroorzaakt klinisch duidelijk lijden in de sociale omgang, op school of op andere belangrijke terreinen.
Bindingsangst is een begrip uit de psychologie. Het duidt het gevoel of gedrag aan dat iemands vrijheid verdwijnt zodra een relatie wordt aangegaan. Iemand met bindingsangst heeft daardoor meestal problemen met intimiteit.
Zijn verlatingsangst en bindingsangst hetzelfde? Ik zie geen verschil!
Aan de ene kant zijn bindingsangst en verlatingsangst het tegenovergestelde van elkaar, terwijl de begrippen aan de andere kant ook veel gemeen hebben. Een ingewikkelde toestand. Daarom eerst een uitleg van beide termen: Stel, u wilt graag een relatie aangaan. Zodra u de man of vrouw van uw dromen heeft veroverd, bent u bang hem of haar te verliezen. Deze angst is zo sterk dat het leidt tot conflicten en uiteindelijk zelfs een breuk (terwijl u dat eigenlijk niet wilt!). Dit noemen we verlatingsangst.
Het omgekeerde komt ook voor: u vindt voor de zoveelste keer een partner en gaat voor de zoveelste keer een relatie aan. Maar zodra de partner te dichtbij komt en de relatie te echt wordt, krijgt u het benauwd en maakt u een einde aan de relatie. Dit noemen we bindingsangst.
Verlatingsangst is dus de vrees dat een relatie wordt beëindigd terwijl bindingsangst juist de angst is om een intensieve relatie aan te gaan. Toch hebben beide soorten angsten veel met elkaar te maken. Want het blijkt dat mensen met verlatingsangst eigenlijk bang zijn om zich te binden en dat mensen met bindingsangst juist vaak bang zijn om verlaten te worden. Daarnaast hebben beide soorten angsten gemeen dat ze groter worden naarmate de relatie intiemer is. Ook leiden beide soorten angsten vaak tot het einde van een relatie.