In het vorige hoofdstuk schetste ik mijn groeiende betrokkenheid bij de VELT-werking.Wat mij betreft schuilt er veel waarheid in de uitspraak "van het een komt het ander"... want VELT groeide, bloeide en bood nieuwe diensten aan. Die vonden een onderkomen in afzonderlijke " vzw"-afdelingen. Zo zagen het levenslicht: VELT- DIENSTEN met LABO voor scheikundig en bacteriologisch bodemonderzoek, de eerste BIO- BEROEPSVERENIGING en het eerste BIO-CONTROLESYSTEEM met geregistreerd VELT-LABEL (de brandnetel). Pionier van dit alles was Jan Heyman. Hij was meteen ook de auteur van van het VELT-LASTENBOEK.
In 1976 was ik landelijk ondervoorzitter van de vzw VELT. De beheerraad besliste tot de oprichting van een werkgroep die zich zou buigen over de uitbouw van een VELT-controlesysteem. Jan Leroy, Bart Maes, Frans Beckers en ikzelf staken bij ons thuis in Ronsele de koppen bij elkaar. Een controlecomité werd boven de doopvont gehouden. Voorzitter werd prof. L. Verdonck (RUG). Ik ging aan de slag als staalnemer en laborant, verantwoordelijk voor de analysen. Daniël Willaeys, de landelijke secretaris van Velt, werd vertegenwoordiger voor de bio-consument. Het comité telde verder drie adviserende leden van de RUG (faculteit landbouwwetenschappen): de professoren W.Steurbaut (fytofarmacie), Verstraete (bodemmicrobiologie) en doctor O.Verdonck (bodemkunde). Jan Heyman stelde het VELT-LASTENBOEK samen. Het richtte zich tot de VELT-beroepstelers die graag onder het VELT- LABEL wilden werken. Onderscheid werd gemaakt tussen volwaardige bio-bedrijven en bedrijven in omschakeling.(zie foto boven)
Het controlesysteem omvatte twee bedrijfsbezoeken per jaar en per bedrijf. Een eerste bezoek vond plaats tijdens de late herfst of in de winter en een tweede tijdens de zomer. Tijdens de eerste controle (na de oogst) werden grondstalen genomen van drie percelen Daarop werd residubepaling gedaan aan de RUG. Het scheikundig (hach metode) en bacteriologisch bodemonderzoek (via de Rusch-test) leidde naar een biobemestingsadvies door het Velt-labo. De tweede controle (tijdens de zomerperiode) richtte zich naar de nitraatbepaling en eventuele residubepaling op groenten en op antibioticaresten op de lever en de nieren van slachtvee.
Van ieder bedrijf werd een dossier samengesteld. Dat omvatte onder meer een plan op schaal van de verschillende percelen met vermelding van de vruchtwisseling en opgave van de gebruikte organische meststoffen, bodemverbeteringsmiddelen en composteringsgrondstoffen.
Er was ook een geregistreerd genummerd etiketteringssysteem. Dat liet toe de oorsprong van een product te achterhalen. Dit streng en "waterdicht" controlesysteem was toen enig in zijn soort voor de bio-sector.
In die periode werkte ik ook samen met het landelijk bestuur aan de oprichting van "NUBILA ". Het was de bedoeling de biologische landbouwers in een beroepsvereniging samen te brengen: de nationale unie der biologische landbouwers.
Ook aan de samenwerking met andere VELT-afdelingen besteedden we in de jaren '70 heel wat aandacht. Frans Mabilde was voorzitter van de afdeling "land van Rhode" en werkte vol ijver aan een VELT-cursus voor bio-tuinliefhebbers onder de titel TUINIEREN ZONDER GIF". De ondertitel verduidelijkte de bedoeling: GEZONDE VOEDING - GEZONDE MENSEN . Frans Mabilde was toen ook voorzitter van VELT Oost-Vlaanderen en in die functie de enthousiaste mede-organisator van talrijke activiteiten en cursussen. (zie foto boven)
Ook dichter bij en zelfs IN huis zocht en vond ik medewerkers! Zoon Marc Verheughe erfde het tekentalent van zijn opa en verzorgde de illustraties voor het voormelde handboek (Tuinieren zonder gif), ontwierp later ook Velt-affiches en maakte de tekeningen van het provinciaal tijdschrift HET VELDBOERKE .
Onze voelsprieten reikten tot in het buitenland. Een belangrijke mijlpaal in mijn "bio-loopbaan" was het bezoek aan dr.Volcker Rusch in Hernborn (D) in 1977. Ik kwam er meer te weten - zowel op theoretisch-wetenschappelijk als op technisch-practisch vlak over het microbiologisch bodemonderzoek. Die kennis kon ik in verband brengen met de microbiologische ervaringen die ik eerder al opdeed in mijn paramedische praktijk.
Maar daarover volgende keer meer...
|