Wat is het blij dat het meisje de schoonheid is van de gelukkige aankomst in de winter, hoe zij een genadige hemel is voor hun bevroren water. Met welke blijdschap zij, door het verduisterde raam, kijkt naar het sneeuwweer. En opeens is ze in leven en gelukkig, ze rent naar de vriend van haar en ze zegt triomfantelijk tegen haar: "De winter is gekomen, de winter is gekomen!" De leerling van de jacht Diana, zich verheugend in haar hart, starend. Als de dode open plekken winter is luxueus zilver. Soms is het triest om te vallen, lopen met een pistool is helemaal niet schattig: en het regent, en de wind is lawaaierig, maar de sneeuw is gevallen, tot ziens geduld. Zijn jacht kwam tot leven, en hij zegt met bewondering: "De winter is gekomen, de winter is gekomen!"
|