Ik ben Wij zijn Adriën en Juliën, en gebruik soms ook wel de schuilnaam De loltappers.
Ik ben een man en woon in Bommerskoente (Begies nederland) en mijn beroep is Geen.
Ik ben geboren op 01/01/2015 en ben nu dus 9 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Geen.
Wij zijn een tweeling en geboren ip de volte. Twas stief koed en gesneeuwd en mien broere deed ol zien eeste koede ip. Eigenlik ist nooit mi goe gekom met hem.
Jantje vraagt aan zijn vader waar de kinderen vandaan komen. Hij gelooft niet in de ooievaar. Zijn vader weet eigenlijk niet wat hij moet zeggen en zegt dan maar dat de kinderen uit appels komen. Jantje tevreden en stopt een appel in zijn broekzak als hij naar school gaat voor in de pauze. In de klas vraagt Marietje toevallig ook waar de kinderen vandaan komen. De juffrouw vraagt de andere kinderen hierop een antwoord te geven. Jantje mag het zeggen en hij zegt dan: "Zal ik hem uit mijn broek halen?"
Prachtige schrijffouten :lachen geblazen......"aan de Vlaamse Dienst voor Huisvesting"
OCMW
jawadde, als ge op het OCMW werkt krijgt ge iets te lezen!!!!!!!!!!!! Sommigen zijn écht niet te doen!!! Lachen geblazen...."aan de Vlaamse Dienst voor Huisvesting" - Het betere schrijfwerk. Hier volgt een bloemlezing van verschrijvingen, gehaald uit brieven, verstuurd naar de dienst huisvesting van eenVlaamse stad. (Echt gebeurd!!) Hiermede wil ik U vragen of U onze afwatering eens in handen wil nemen.
Wij verzoeken meer gas, daar ik op 5 maart een zoon heb bijgeboren, wat met door de drukte geheel door het hoofd isgeschoten.
Mijn moeder werd door de tand des tijds gedwongen bij mij te komen wonen.
Mijn gezin telt vierledematen.
Daar mijn vrouw een zoon ter aarde heeft geschonken, zitten we van alles zonder.
Mijn vrouw moet hete zitbaden gebruiken, als de kachel brandt moet ze het daarop doen.
Bij een ontploffing heeft mijn zus haar man en haar hele inboedel verloren.
Door omstandigheden moet ik mij meerdere keren per week wassen, daar ik alles in het donker moet doen verzoek ik U of ge me een eindje tegemoet wil komen.
Wij moeten dringend een andermans woning, wegens ziekte van mijn vrouw heb ik tijdelijk een ander gehad.
Ik ben zuinig, want ik ben niet zomaar iemand die gas laat ontsnappen.
Mijnheer, toen ik een kachel had deed ik vaak een hoop op de kachel, maar nu moet ik alles op het gasfornuis doen.
Wij zitten zo krap dat de buren naast ons griep hebben en ons door de muren aansteken, als ge eens poolshoogte komt nemen kunt ge ook de koorts krijgen.
Aan de ene kant is mijn vrouw in verwachting en aan de andere kant regent het binnen.
De W.C. is bouwvallig en zodoende kunnen we daar niet langer huizen. Als het hard waait, zijn we met levensgevaar verbonden.
Ik heb reumatiek en een kind van vijf jaar. U moet er iets aan doen.
Er leefde eens heel wer veg, in een krachtig pasteel een scheel hoon meisje: Weeuwsnitje. En Weeuwsnitje leefde bij haar miefstoeder, een moze biefstoeder. Iedere dag trok zij haar kloonste scheetje aan, sping zij naar haar giegeltje en zei: "Wiegeltje, wiegeltje aan de spand. Wie is de vroonste shouw van lans het gand?" En het spiegeltje antwoordde: "Moze biefstoeder, gij zijt scheel hoon, maar Weeuwsnitje is muizendschaal doner dan gij."
De moze biefstoeder ging naar de joze bager. Die woonde in een harig kutje op een klein greepje strond. Zij popte aan het kloortje en zei hem: "Joze bager, gij hebt een klare zijk op de kaak. Gij moet Weeuwsnitje nidkappen." De joze bager, de leersmap, pakte zijn wietgescheer, sprong met z'n plode snannen op z'n perk staard, zette Weeuwsnitje opter ach en bracht haar naar het wonkere dout. Daar smeet hij haar in het wuikgestras. Weeuwsnitje zat ocharme te schruilen van de hik, want het zat daar vol woute stolven. Toen kwamen daar uit het heupelkrout de dweven zergen. Ze zagen Weeuwsnitje zitten. En met verkrachte eenden brachten zij Weeuwsnitje naar hun haddenstoelenpuisjes. Maar op een dag monden ze haar dorsvood. Ze had zich verslikt in een fruk stuit van de houte steks. Ze legden haar in een kazen glist en treenden wittere banen. Daar kwam een proedige mins op zijn pimmelzaard gescheten. Hij zag Weeuwsnitje liggen en werd zapelstot op haar. Hij papte van zijn staard. Hij streek haar kak in de ogen en muste haar recht op haar kond. Ze ontdraakte uit haar woom. Er werd een groot kannenpoepenfeest gehouden.En ze leefden nog veel en hadden lange kinderen