carnaval: er bestaat nogal wat discussie over de herkomst van het woord 'carnaval'. Volgens de enen komt het van het Latijnse 'carne vale' (letterlijk: 'vlees, vaarwel'). Anderen wijzen op de Latijnse term 'carrus navalis' (letterlijk: 'scheepskar'), waarbij verwezen wordt naar het narrenschip of naar de intocht van de vruchtbaarheidsgoden? Meest waarschijnlijk is dat de term uit het Italiaans of neo-Latijn komt: 'carne lavare' of 'carnem levare', het 'wegnemen van vlees'. Waarbij uitgedrukt wordt dat het gedaan is met vlees eten zolang de vasten duurt. Wat ook weer niet helemaal lekker zit, want toen het woord ontstond, at de gewone mens nauwelijks vlees. Het enige wat zeker is, is dat het woord pas in de 17de eeuw in onze taal opdook. En dat 'vastenavond' of 'vastelavond' eigenlijk mooier klinkt.
de bisschop: in later tijden wordt bij de vastenavondfeesten een gelijkaardige omgekeerde koning verkozen. In de middeleeuwen soms zelfs een terdoodveroordeelde, die dan enkele dagen de plak mag zwaaien. En nadien alsnog terechtgesteld wordt. Of geofferd, zo u wil. Ook nu nog kiest de stad of gemeente een alternatieve 'burgemeester', de prins carnaval. Al wordt die tegenwoordig niet meer na de festiviteiten geofferd.
alaaf: de alaaf-groet getuigt ook weer van gezonde anarchie. Het naar de linkerslaap brengen van de toppen van de gestrekte rechterhand is een parodie op de militaire groet. Dat de uitroep 'alaaf' uit het Duitse Rijnland komt is dus niet verwonderlijk: de eenmalige Pruisen stonden bekend om hun militarisme. Dansmariekes - nog zo'n Rijnlands carnavalsgebruik - herinneren in hun uniformpjes nogal aan het Pruisische soldatengebeuren. Achter de letterlijke betekenis van 'alaaf' moet niet meer gezocht worden dan een krom 'hallo', op z'n Rijnlands. Ter info: in het jiddisch (de Duitsachtige taal van Centraal-Europese joden) betekent 'alaaf': 'de eerste'. In het Israelische leger heet de opperbevelhebber de 'aluv'.
|