Er zijn er zeven die iets doen. Er zijn er twintig die discussiëren over wat de zeven doen. Er zijn er tachtig die de schouders ophalen, als de zeven iets doen. Het gebeurt dat één van de honderd komt uitleggen aan één van die zeven hoe hij het zou moeten doen. Eén van de zeven is het dan plotseling inwendig beu maar uitwendig behoudt hij de glimlach. En hij zwijgt, want hij heeft niet de gewoonte om veel te praten. Hij heeft trouwens iets te doen.