Onze Gustaf zat zoals gewoonlijk aan de keukentafel.
Hij was stil, zijn ogen stonden doffer dan anders…
Zonder me aan te kijken:
Stel je voor dat ‘k niet meer tot hier geraak.
Euh pardon Gustaf?
Dat ‘k niet meer tot hier geraak…
‘k Stond paf, er overviel me een droefheid, ‘k kon niet goed volgen en tegelijk begreep ik wat ik niet wou begrijpen…
Stilte…
Dan wat harder:
Ja dat kan toch hé of niet soms? Boze blik…
En dan in een snelvaart:
Awel er zal nen dag komen dat ‘k niet meer tot hier geraak, dat ‘k nergens niet meer geraak, wegens te stramme poten, ne verwarde kop, ne scheve rug, chronische diaree, mijne moteur die pruttelt… noem maar op hé!
Maar Gustaf, daar zijn toch geen aanwijzingen voor, ge zijt gezonder dan ik!
Boze blik, zo van kieken…
Die dag is onvermijdelijk, die komt.
‘k Wou riposteren maar viel in zwijgen….
‘k Schudde mijn hoofd alsof ‘k een gedachte wou wegwuiven.
Gustaf, dan kom ‘k naar u…
‘k Voelde zelf dat er iets niet klopte, dat ‘k zomaar wat zei, dat het goed bedoeld was en voor ‘k zelf kon of durfde bedenken sprak onze Gustaf.
Gij komt niet, of misschien ene keer of twee….
Nadien is er altijd wat, genen tijd, te druk, te dit, te dat…
Uw leven is er en dat gaat zijn gang.
Dan met een schalkse blik, allez zijt serieus, ge komt nu toch ook nooit langs?!
Gu…
Laat maar zitten sprak hij met een zelden geziene vriendelijkheid, c’est pas grave, ’t is gewoon zo, zo gaat dat, zo zit dat in mekaar, rien à faire.
Hij zag mijn verwarring, mijn niet willen geloven, mijn niet willen weten, mijn zoeken naar een uitweg, een oplossing, een…
Och sprak hij: zo zit het leven in mekaar, soms heb ‘k het er wat moeilijk mee en soms vind ik ‘t wel aanvaarbaar
Dat laatste klopte niet, Onze Gustaf maakte zijn zin zelf niet af, er volgde geen boze, geen vriendelijke blik, er volgde niets.
‘k Kwam niet op het gedacht van de borrel te schenken, ‘k kon precies niet opstaan, ‘k kon helemaal niets, ‘k staarde, ja dat kon ‘k nog wel.
Gustaf zei ‘k, er borrelden waterlanders in mijn ooghoeken, een krop in mijn keel, Gustaf, ‘k wou …
Onze Gustaf stond recht legde even zijn hand op mijn schouder en pakte de fles bij zijn kraag, hij schonk in, we dronken zonder iets te zeggen, zonder mekaar aan te kijken, in ene sloek het glaske leeg.
Dan: denk nu maar niet dat ik in het vervolg elke keer ga rechtstaan om in te schenken hé, dit was den eerste en de laatste keer. Dikke smile.
‘k Keek hem aan, hij keek me aan,
Begot ‘k zien die pee geere.
…
En hij mij ook, maar dat van dat geere zien, dat gaan we nu niet hardop zeggen hé!
De magie gaan we niet doorbreken, het heilige der heiligen blijft ongeschonden.
De laatste Gustaf? Hij had zijn borrel al vast, ‘k schonk in, kloek kloek.
Hij stond op.
Tot morgen Gustaf.
Tot morgen.
Oef, het leven ging dan toch nog even verder zijn gang.
‘k Ben gaan wandelen tussen de velden, de zon scheen, de vogeltjes fluitten, zand gras, steentjes…. Dat zit hier toch zot ineen! Zie nu toch ne keer hoe schoon begot.
10-02-2014, 11:54 geschreven door Durcho
|